My father keeps a diary of events during my stay with family in Wormerveer
(Noorddijkj, where I was
evacuated because of food shortages at home:
Mijn vader schrijft: Enkele notities voor Jan Gerrit betreffende zijn verblijf bij oom Wijbrand en tante
Aagje in den tijd van Beatrijs [mijn zuster] geboorte.
1 Maart: Tante Aagje schrijft, dat oom Wijbrand
en Annie [zijn dochter] het voornemen hebben
J.G. per fiets te komen halen, daar overbrenging voor den vader zelf i.v.m. zijn leeftijd
(jonger dan 40 jaar) te gevaarlijk moet worden geacht. Nog dagelijks zijn er razzias
voor arbeid in Duitschland. Tante A. schrijft, dat J.G. geen
bonnen en geen levensmiddelen
behoeft mee te nemen i.v.m. den in de stad heerschenden hongersnood.
10 Maart: des avonds laat, d.w.z. tegen 8 uur, komen oom W. en An aan. Zij vreezen
eerst, als zij zien hoe alle huizen aan de straat zijn geblindeerd vanwege den bominslag
op 28 Februari op 10 meter afstand van ons huis, niemand te zullen aantreffen. De vrees
blijkt ongegrond: achter de planken en voor de ramen geplaatste binnendeuren wonen
menschen.
J.G. geeft al gauw te kennen, dat hij er niet voor voelt mee te gaan met dien
"man" en die "tante"! Als hij hoort, dat er te Wormerveer een poes is,
raakt hij al wat met het plan verzoend.
Den volgenden morgen blijkt de poes den doorslag te geven. J.G. wil mee, is zelfs wat
bevreesd, dat de man en de tante zullen vertrekken zonder hem. Nadat oom W. en An een
kijkje hebben genomen in het den 3en Maart geteisterde Bezuidenhoutkwartier word plm. Half
tien de reis aanvaard. J.G. gekleed in een astrakhan jasje dat zijn moeder uit een oude
bontjas van haarzelf had gemaakt. Oom W. en An met hun neef begeleid tot in Voorschoten.
J.G. houdt zich flink bij het afscheid van mama, tante Til (Zonnevijlle) [onze buurvrouw]
en zijn boezemvriend Henk, houdt zich eveneens flink als zijn papa terugkeert. Wel wordt
hij vuurrood, maar overigens beheerscht hij zich en gaat het achter op de fiets van oom
Wijbrand op naar de Zaan.
12 Maart: Annie schrijft, dat zij den vorigen dag te half zes te Wormerveer
arriveerden. J.G. vertoont geen symptomen van heimwee. De eerste halte was geweest bij den
apotheker Happe te Oegstgeest, waar J.G. een kopje warme melk kreeg. Daarna deden zij te
Hillegom een café aan. Verder liepen zij heele stukken, daar het vrij koud was. Van
oorlogshandelingen in het geheel geen last ondervonden. Bij het veer te Buitenhuizen
moesten zij vrij lang wachten, vooral het roeitochtje, dat er op volgde vond J.G.
prachtig. Hij sliep nu tot 8 uur.
13 Maart: Aagje schrijft: "J.G. maakt het best. Hij is erg lief, eet en slaapt
best. Hoewel de reis des Zondags goed verliep, was J.G. toch koud aangekomen. Hij had
tante Aagje wel niet direct herkend, maar was toch gauw met haar thuis. Om 7 uur lag hij
al met een warme kruik in bed en had tot 8 uur doorgeslapen. En den volgenden middag maar
weer in bed: om 4 uur moest hij gewekt worden, omdat hij uit zichzelf maar niet wakker
werd.
Hij speelt met Rie Goedhart en Bets Oly.
24 Maart: Aagje schrijft: J.G. maakt het best. Hij is den heelen dag buiten meestal
bij de kinderen van Oly, den boer. Daar is natuurlijk alles even prachtig. Schapen,
lammetjes, koeien, hij is nergens bang van. Vanmorgen was hij met paard en kar het land
in; dat was fijn natuurlijk. Hij is 3 nachten droog geweest. Ik denk, dat als hij des
avonds alleen brood krijgt, het goed gaat. s Nachts neem ik hem niet op. Hij eet
best en vind alles lekker. Morgen gaat hij naar oma van Eden. An zal hem s morgens
brengen en s avonds weer halen. Op zijn verjaardag zijn oma, opa en tante Diet er
geweest, maar hij had niet veel praats tegen hen. Zij waren hem blijkbaar te vreemd.
Moeder vroeg, of wij met Paschen kwamen en dan wilden zij J.G. een weekje houden.
Bij
andere menschen is hij stil. Hij lacht dan maar eens. En als je hem vraagt of hij weer
naar Voorburg wil, dan zegt hij "neen, want alle ramen zijn kapot. Als die weer
gemaakt zijn, dan ga ik weer weg." Zijn zusje noemt hij "Trijs". Hij denkt,
dat zij nu in zijn bedje ligt. Wijbrand voegt er aan toe: Jan Gerrits kuren hebben wij ook
al ondervonden. Als hij eenmaal "neen" heeft gezegd, dan is er niet veel meer
met hem te beginnen. Afleiden lijkt mij het beste, de laatste dagen gaat het goed.
27 Maart: Tante Diet: Zondag is kleine J.G. bij ons te gast geweest. Wat een
schattige jongen is dat. t Is net zoon zonnetje in huis. n Ondeugend
rakkertje hoor. Hij wordt net als zijn vader vroeger. Hij zit vol streken en plagerijen,
maar echt leuk. s Morgens heeft hij de konijnen gekeken en achter gevoetbald met opa
en oma. s Middags zijn wij naar het Park geweest, een heel stel kinderen mee, zoo
leuk. Jan Gerrit zat onder op den wagen [invalidenwagen van mijn tante die sinds haar 16e
aan beide benen verlamd was door kinderverlamming] en wou er beslist niet af. Hij zat als
een vorst en genoot. Later heeft hij met Sieuwtje gespeeld en toen An Prins hem tegen
zessen kwam halen, wilde hij niet weg. Ik heb gevraagd, of zij hem nogeens brengen, want
ik vind het eenig zoon schat. En voor Pa en Moe, ook zoo aardig eens, hij praat zo
leuk, hoewel hij raar kan doen ook, hoor. Hij vond het prachtig om te zeggen; "Ik sla
je kop dood" hoe komt hij er aan? Maar als je zei: "Jan Gerrit, kom je nog een
dagje?, dan zei hij: "Neen, want morgen ga ik naar mijn pappa". Hij zei:
"Vandaag is mijn zusje lief, maar morgen slaat ze je op je kop".
8 April: Oma Bolding: Jan Gerrit is hier Dinsdag, 3 April gebracht, dus na Paschen.
Ze zouden hem met Paschen brengen, maar omdat er zooveel wind was, ging dat niet. [
]
Hij speelt veel met Karel; ze kunnen het best met elkander vinden. Karel gevoelt zich de
oudste en moet op hem passen. [
] We maken hem nu geheel mee, dus zien nu meteen hoe
hij is. Hij babbelt van alles en als hij wat wil, zegt hij iedere keer: Mag dat wel?
[
] Het is wel gemakkelijk dat hij zoo goed van huis kan. Bij Aagje vond hij het goed
en ook hier weer. Hij heeft Jan Willem gezien, maar daar maakt hij niet veel van. Hij
zegt: Die kan toch niet loopen! We vonden hem wel groot geworden. Hij ziet er best uit en
wat is hij zwaar. Ze vinden hier alle, dat hij op jou gelijkt, Guus [ mijn moeder]
[
].
Van de week ben ik met J.G. naar de kapper Klopper geweest. Hij ging graag mee, maar
toen hij op de stoel moest, wou hij niet. Erg schreeuwen. Maar de kapper bond hem vast met
een riem en toen bedaarde hij gauw. Ik hield zijn hoofd vast en toen ging het goed. Hij
begreep zeker wel, dat hij het niet kon winnen. t Is erg opgeknapt, want zn
haar werd zoo lang. Hij vraagt nu aldoor: moet ik niet naar den kapper?
11 April: Aagje: [
] Ik vond het erg vreemd, dat J.G. weer weg was. Morgen
zullen we nu wel hooren, wanneer we hem weer moeten halen. De laatste week, dat hij hier
was, is hij de hele week droog geweest maar met Paschen was hij weer drijfnat, wat gek
toch, he! Hij mag hier gerust nog wat blijven. Halen kan Kees [mijn vader] hem niet, daar hebben ze natuurlijk op het oogenblik met dat beschieten ook
geen zin in. Eten hebben wij nog wel voor hem. Hij at niet zooveel meer als de eerste
weken. Op pap was hij gek en vleesch was ook altijd zijn eerste vragen: Hebben we vleesch?
Was het dan. Hij heeft een keer of wat een eitje bij Oly gehad. Nu, dat vindt hij ook
fijn.
15 April: Oma Bolding: [
] Hij is niet lastig, maar heeft wel eens tijden, dat
hij niet wil doen wat we zeggen en dan krijg je het niet gedaan van hem. Hij zegt dan maar
trouw: "neen". Maar dan krijgt hij een paar tikken en huilt even, doch hij is
het nogal gauw weer vergeten. [
] Als ik hem vraag over Voorburg, dan vertelt hij
weleens wat, maar hij maakt er verder niets van. Hij begint nu een beetje naar Jan Willem
te kijken. Hij weet wel, dat hij een zusje heeft en hoe ze heet. Jan Gerrit is best en
voelt zich overal thuis. Heb daarover maar geen zorg.
8 april: Tante Diet: J.G. is nog niet meer bij ons geweest; wij hopen, dat hij
spoedig nog weer eens gebracht wordt. Ik ben er ook niet heen geweest, omdat zoon
kind daar vast niets aan vindt of je daar op visite zit en t is altijd de vraag of
ik Aagje thuis tref en t is moe te ver. Als J.G. weer bij ons is, ga ik hem even aan
Diet Japies [een nicht getrouwd met Klaas Bolding, broer van Cees]; die is ook
nieuwsgierig naar hem. Cees Bolding vindt het altijd zoon eenige jongen zegt ze.
[Cees Bolding was in de 50er jaren adjunct directeur van de Koninklijke Academie te Den
Haag, hij schilderde in een traditionele stijl verwand aan de Haagse School. Hij was voor
mij, ook in de vijftiger jaren, het eerste contact met de kunstwereld.]
Poster
by an exhibition of Cees Bolding in 1997, reproduction of the painting
"Nettenboetsters", 1943. This painting was hanging in my elderly home,
presently with my sister.
19 april: Oom Wijbrand: Jan Gerrit hebben wij gistermiddag weer gehaald. [
]
Tante Aagje: J.G. keek wel blij, toen hij weer hier kwam. Hij ging weer naar huis
vertelde hij en dat was naar de Noorddijk [woning van de fam. Prins te Wormerveer] Dus hij
voelt zich zeker nogal thuis hier, hoewel hij gerust wel eens een standje van me krijgt,
want we zulllen je maar geen verwenden jongen terugsturen, daar heb je niets als last van.
Hij loopt nu met een zomertruitje en dat blauwe vestje zoo bij huis. Wat hebben we een
mooi weer , he? Het is s middags volop zomer aan de dijk. Hij eet nog best. Zoo pas
nog graag 4 boterhammen en s morgens 1 of 2 met een bord gortmout. s Middags 2
porties met een bordje pap. [
] Hij is den heelen dag buiten geweest. Alleen even
eten. Meest aan de overkant, waar ze stonden te visschen. Hij zeurt steeds al om een stok
met een touwtje. Dan wil hij zeker ook aan den gang, maar dat zullen we toch maar niet
doen.
22april: Oma Bolding: Verloopen week Woensdag heeft Wijbrand J.G. weer hier vandaan
gehaald. Hij is hier 16 dagen geweest en het was erg vreemd toen hij weer weg was.
[
] Hij ging weer graag mee naar Wormerveer, vooral omdat hij op de fiets mocht.
[
] Als we vragen, of hij niet weer naar mamma en pappa moest, zei hij altijd:
"Als de potte ruiten heel zijn". En hij zei zoo triomfantelijk tegen mij:
"en Henk [mijn Voorburgse boezemvriend] moet bij de potte ruiten". Eerst begreep
ik het niet, maar later kwam ik er achter, wat hij zei. Hij kuste wel jullies
portretten, die ik hem zien liet. En over Boy [de hond van mijn ouders die rond deze tijd
, tot groot verdriet, weggegeven moest worden aan een tuinder in het Westland, omdat er in
Voorburg geen voedsel meer voor hem was] zei hij: "Als mamma drietig is, gaat J.G. op
mammas schoot zitten!". Je hoort wel, dat hij zn thuis nog niet vergeten
is. Hij ziet er best uit, alleen heeft hij erg veel last van jeuk. Hij zegt dan, dat komt
van de vlooien. Ik deed er dan maar wat poeder op. [
] Wat het spelen betreft, dat
was heel anders dan hij gewoon was, denk ik. In de boschjes, wat voorheen boschjes waren,
in Tuindorp, zijn allemaal kuilen gemaakt. Daar spelen nu alle kinderen in. Daar waren
J.G. en Karel ook bij. Ze maken dan een tankwal met water en worden vanzelf tamelijk vuil.
Ik moest alle avonden zn beenen wasschen. Maar hij vond het prachtig. s
Morgens kwam Karel hem altijd halen en dan gingen ze er samen op los. J.G. is dol op
bloemen plukken en dan moesten ze in een vaasje. [
]
29 April: Oma Bolding: Ik kan me wel voorstellen, dat je Jan Gerrit weer graag zou
zien. Vrijdag was Wijbrand hier en vertelde, dat J.G. weer blij was, toen hij in
Wormerveer kwam. Hij was erg lief, dus ik had hem zeker nogal niet verwend, want die
orders had ik van Aagje gekregen. Hij speelde nu weer met de buurtjongens en bij den boer
op het land. t Wordt een echt buitenkind en de stadsmanieren moeten er later maar
weer aankomen. Hij staat buiten te plassen en s nachts is hij zoowat altijd droog.
Dus je ziet wel, hij komt groot terug.
Hier eindigd het verslag van mijn vader. Ik moet begin Mei weer teruggebracht zijn naar
Voorburg, de bevrijding van Nederland was immers een feit.