Jan van Eden
bio - biography Verhalen van mijn leven in
schooltijd
De eerste contacten met mensen, die anders
waren dan wij Nederlanders, had ik in de stad Groningen. Mijn vriend Jan
Hoogland, waar ik op de middelbare school 4 jaar naast zat op de schoolbank
en waarmee ik ook in de weekeinden van alles samen deed binnen de
zeeverkenners Vereninging De Bevers, had het vaak over de familie Jonas uit
Suriname, waar hij veel contact mee had. Persoonlijk heb ik deze familie
niet ontmoet, maar wel de familie Tjong Ayong die hun kinderen op de Rijks
Hogere Burger School van Groningen hadden en ook uit Suriname afkomstig
waren. Er waren toen der tijd niet veel meer dan die twee families uit
Suriname in de stad Groningen.
In 1959 verhuisde mijn klasmaatje Jan Hoogland naar Delden en kwam ik naast
Frits Tjong Ayong te zitten. Dat verliep zonder enige speciale aandacht,
elke jongen was voor mij acceptabel, zonder onderscheid. Frits was niet zo
extravert en hij had weinig verhalen. Na een aantal maanden zonder
nieuwswaardigheden gebeurde het volgende gedurende een korte pauze in de
lessen. Een achter ons zittende leerling deed iets tegen het achterhoofd van
Frits, waarvan Frits dacht dat ik de schuldige was. Hij duwde mij
onverwachts achterover, waardoor ik klem kwam te liggen tussen het tafelblad
en de rugleuning. Hij sloeg met zij vuisten op mijn gezicht zonder dat ik
mij verweren kon. Toen ik weer overeind kwam werd het gebeurde meteen
duidelijk en kon ik zijn vergissing wel vergeven. Ik was fysiek sterk en kon
wel tegen een stootje en het was geen reden voor een klacht. Wel moest ik de
volgende dagen het verhaal steeds weer uitleggen want ik zat wel met
opgezwollen paars en geel kleurend oog. Alhoewel ik in mijn lagere
schooltijd voortdurend aan het vechten was, had ik het geweld afgezworen
toen ik naar de HBS ging. Hier werd ik geconfronteerd met jongens die ouder
en sterker waren, uit andere millieus, waar ik fysiek niet tegen opgewassen
was.
Het curieuze is, dat dit incident waarbij
Frits mij aftuigde, uniek is, in de zin dat ik, in mijn gehele avontuurlijke
leven nooit meer zoiets heb ondergaan. Wel blijft het voor mij altijd een
vraag hoe en waarom hij zo snel reageerde. Zo'n woedeuitbarsting moet wel
zijn voortgekomen vanuit een innerlijke opgebouwde frustratie, mogelijk toch
iets te maken met zijn “zwart-zijn” in onze toch helemaal blanke
maatschappij. Van mijn kant was mijn volledige zelfzekerheid voldoende om
het als eenident zonder verdere consequenties af te doen.
Zijn zus,
Carry-Ann Tjong Ayong, werd hierboven in het jaar 1960 nog genoemd.
Ze had nog contact met mij door haar bezoek aan de galerie Art Singel 100.
In het jaar 2000 kreeg Carry een hersenbloeding waardoor zij gedeeltelijk
verlamd werd, maar we zagen elkaar nog een keer in Utrecht in het jaar 2018
en hebben nog contact.
Aan zijn andere zus, Nel, heb ik leuke herinneringen van het feest van Magna
Pete (de vrouwen studenten organisatie van de Universiteit van Groningen),
genoemd in het jaar 1963 van mijn biografie.
|