Jan van Eden
Biography Chronological
stamboomonderzoek terug tot de 16de eeuw
1942
16th march 1942
Geboren in Voorburg op de 16de
maart 1942. De eerste zoon in het huwlijk van de onderwijeres
Guurtje Bolding (Wormerveer, 1910-Amersfoort
2009) and the
civil servant
Cornelis van Eden (Krommenie 1909-Amersfoort 1998).
Op 16 Maart gaven De Heer en Mevrouw VAN EDEN-BOLDING met blijdschap kennis van de
geboorte van hun eersteling JAN GERRIT, tijdelijk adres: St. Antoniushove, Oosteinde
Voorburg. De halve wereld was er zeer van onder de indruk en de ouders werden door velen
gefeliciteerd. Mijn grootvader
Willem Bolding,
woonachtig te Heiloo, werd telefonisch op de hoogte gesteld. Hij zond per ommegaande zijn
vrouw Antje Goedhart met felicitaties en een brief. Hij zegt ondermeer "Wanneer
jullie het volste vertrouwen in Gods handelingen steld, zal je zeker de kracht gegeven
worden om voor de jongstgeborene te waken en te werken; een volle stamhouder van de
familie van Eden Jan Gerrit. Natuurlijk komt er in deze dagen veel financiëele
kosten, we hadden gedacht hierin te mogen deelen en sluiten een bedrag aan geld in deze
envelop." Grootvader Jan Gerrit van Eden en zijn
vrouw Anna Waagmeester stuurden hun
felecitaties per Expresse en kwamen nog diezelfde week op bezoek in Voorburg. Er
waren felicitaties van de pedagoog Prof. Martien Langeveld met de opmerking dat
een geboorte tegelijk afstand doen is en in bezit krijgen en hij schrijft "dat
opvoeden een belangeloosheid veronderstelt van een ganse levensphase en dat
huwelijk en kinderopvoeding de twee grootste cultuurscheppende machten in de
mensenziel zijn."
Er zijn ook brieven met felicitaties die herinneren aan de
oorlog: " wij hebben de laatste maanden een zware beproeving te doorstaangehad.
Op 26 Januari werd ons aangezegd dat we met drie dagen ons huis uit moesten en
de Duitschers er in. [ ] , ons goed verspreid over acht verschillende adressen.
Mijn bibliotheek, met zorg gerangschikt en geordend, versplinterd en zoo goed
als onbereikbaar voor me. Mijzelf bij zeer lieve menschen onder gekomen."In een
andere brief van tante Trein en oom Jan uit Alkmaar stond het volgende met
betrekking op de situatie in 1942: " Hoe hebben jullie ‘t wel met de koude
gehad, kregen of krijgen jullie nu extra rantsoen brandstoffen en
voedselvoorziening. Wij hebben een dag zoo goed als zonder brandstof geweest,
maar hebben een bon van de buren Bruin gekregen, waarvan wij reeds ruim een week
hebben gebruikt dus is grootendeels reeds verstookt, doch hebben nu nog weer de
toezegging van een rantsoen, maar de kolenhandelaar zou daarvan de helft leveren
om zijn klanten zooveel mogelijk is te helpen, doch hebben nog niets ontvangen.
Onze Burgemeester v. Kinschot is reeds ontslagen en moeten de 400 burgers ‘s
nachts 2 uur wacht houden omdat een electriciteitskabel is doorgesneden,
waarvoor reeds f 25000—en f 50000—boete is opgelegd en vermoedelijk voor het
laatste geval f 100000—zal betaald moeten worden. Dus wij zullen met e.e.a. heel
wat moeten offeren." In dezelfde brief belooft tante Trein een jasje en een
mutsje te maken voor de kleine en hoopt dat dit de goedkeuring kan wegdragen van
de ouders. Van het personeel van het Centraal bureau van de Statistiek waar mijn
vader de functie van afdelingschef voor de onderwijs statistiek vervulde was er
een zeer gevarieerd bouquet bloemen dat mijn moeder tot aan den laatsten dag van
haar verblijf in het ziekenhuis bij zich hield. Mijn vader deelde het personeel
mede dat door een gelukkige omstandigheid, mijn moeder op 7 april in de
gelegenheid was om het personeel op thee en gebak te onthalen, hij voegde er aan
toe dat beschuit met muisjes een onbereikbare tractatie was.
Tenslotte
ontvingen mijn ouders een ‘Herzlichen Gluckwunsch" van de Familie
Tekath-Fungerlings uit Oberhausen. Mijn vader had hen leren kennen gedurende
zijn werk voor een Nederlands arbeidsbureau aldaar, weinige jaren voor dat de
oorlog uitbrak. De envelop was door de censuur van de "Wehrmacht’ geopend en er
was een bijlage in beslag genomen. Bovendien zie ik nu dat de postzegel met een
beeltenis van Hitler ondersteboven op de envelop geplakt was, zou dat toeval
zijn?
30-7-1942
Mijzelf in de wieg, kijkend naar een gehaakte met wol of katoen gevulde bal die aan een
koortje van de kap naar beneden hangt. Misschien is dit de origine van de balvormige
objecten die in de zeventiger jaren in mijn schilderijen verschijnen in een soortgelijk
perspectief. Nu ik er op ga letten komen heel veel situaties uit mijn vroegste jeugd
onbewust in mijn schilderijen terug. In een brief uit 1944 van mijn moeder aan haar verre
familie, die ik kortgeleden in handen kreeg beschrijft ze hoe ik voetenbankjes e.d.
opstapelde, zelfs boven op onze liggende Ierse setter, om er vervolgens zelf op te
klimmen. Stapelingen in de kunst vind ik emotioneel heel bevredigend en veel van mijn
figuren zet ik balancerend op de meest wankele stoelen en barkruks. Ik heb ook geen moeite
om betrekkelijk ongeassocieerde voorwerpen in torens op te stapelen.
In een brief van 25 October aan Lena en Jan Goedhart te Wormerveer bedankt mijn moeder
voor een zending goudreinetten en gaat dan verder met een kommentaar over mij: "Het
wordt anders een echte kwajongen, klauteren dat hij doet, het is gewoon verschrikkelijk.
De box is nu weg, hij klom er zo over heen, terwijl zn voeten nog wel vastgebonden
waren. Kees heeft nu in de kamervloer een schroef gedraaid, een touw er aan, en daar staat
Hummel [dat ben ik] s morgens aan. Alles uit zn bereik, behalve de ramen en
Boy [de hond]. Hij vermaakt zich best en ik heb tenminste mn handen vrij. Ik werd er
wanhopig van, steeds moest ik hem in de gaten houden, en om verbieden en slaan geeft hij
nog niet. Of het door Boy komt, dat hij zo baldadig wordt, ik weet het niet
Boy is
wel een trouwe makker voor hem, ze zoeken elkaar altijd en Jan Gerrit kan alles met hem
doen. Als Boy in zn stoel rustig ligt te slapen, zet J.G. een voetenbankje boven op
hem en gaat er zelf op staan. Boy geeft een grauw, maar je hoeft nooit bang te zijn dat
hij hem bijt." Nu ik dit zo lees herinner ik me een verhaal van mijn moeder dat zij
mij eens, bij het binnenkomen van de woonkamer, aan de andere kant van het raam zag staan,
d.w.z. op de vensterbank aan de buitenzijde, nu was het niet zo hoog, een eerste
verdieping, maar toch! De neiging tot opstapelen is waarschijnlijk een heel universele
menselijk eigenschap, maar ik ben me er tenzeerste van bewust en als compositie techniek
maak ik er nog dikwijls gebruik van.
1942-1943
Mijn familie en vooral mijn moeder Guus hadden iets met cijfers en gezien
mijn kinderwagen op de foto, doet het me denken aan de werkelijkheid dat het
vier keer is gebruikt, exclusief voor baby's geboren op 16 maart. Voor mij
en drie jaar later voor mijn zus (we zijn allebei geboren op 16 maart). Een
of twee jaar later werd het uitgeleend aan onze huishoudster Miep voor haar
op 16 maart geboren baby. Omdat deze goederen in de jaren 50 schaars waren,
werd de kinderwagen opgeslagen en toen mijn nichtje
Annie haar eerstgeboren
zoon kreeg, gebruikte ze dezelfde kinderwagen opnieuw. Piet Glijnis werd
geboren op 16 maart 1952.
1942 - 1943
van Duvenvoordelaan 60, Voorburg
De eerste stappen met mijn moeder
Mijn vader had een dagboek over
de jaren 1943-1944 waarin hij reflecteerd over mijn geboorte, de van
Eden familie en de perikelen van de oorlog.
1944
In de laatste maanden van 1944 of in het begin van
1945, werd mijn vader op bevel van de Duitsche weermacht opgeroepen om zich
te melden voor de arbeidsinzet
in Duitsland. Mijn vader weigerde, zoals de meeste mannen in de van
Duvenvoordelaan, en op de gewraakte dag stonden er maar een of twee mannen
langs de straat om te worden opgehaald. Mijn vader was dus gedwongen om
onder te duiken, en er moest wel een schuilplaats worden bedacht. We hadden
in Voorburg twee kamers en suite met daartussen een glas-in-lood
schuifdeur met naast de schuifdeur een kast en boven de schuifdeuren was er
een ruimte die uitsluitend toegankelijk was vanaf de zijkant in het bovenste
deel van deze kast. Bij eventuele razzias en huisdoorzoekingen haalden ze de
planken uit de kast, zodat mijn vader naar boven kon klauteren en zich
verstoppen in de loze ruimte boven de schuifdeuren, waarna mijn moeder de
planken weer teruglegde. Ondertussen had mijn moeder altijd een bord pap
staan om mij het praten onmogelijk te maken, want een driejarige zou
natuurlijk de verkeerde dingen kunnen zeggen. Feitelijk is er maar
één keer huiszoeking gedaan en dat ze tijd hadden om
zich voor te bereiden. Mijn moeder verteld dat er een vriendelijke jonge
Duitse soldaat de trap op kwam en met haar een gesprekje had, waarbij mijn
moeder uitlegde dat mijn vader in verband met zijn werk op reis was.
Ondertussen zat ik vast in de met hindeloops motief geschilderde rode
kinderstoel en voerde ze mij met een lepel pap. De soldaat zag het aan en
vroeg mij "schmeckt das gut", waarop ik niet kon antwoorden. De soldaat nam
het verhaal van mijn moeder zoals het kwam zonder verder het huis te
doorzoeken. Onze buurman lag geschminkt in bed met een dodelijke,
besmettelijke ziekte en dat liep dus ook goed af. De soldaten waren ook niet
geinteresseerd om het de mensen moeilijk te maken.
[foto 1942] Hummel
(zo noemde ze mij toen) in zijn met Hindelooper motieven gedecoreerde
kinderstoel. Natuurlijk niet gedurende de huiszoeking, maar minstens een
jaar of twee eerder.
1945
We leefden oder het schutsveld van de V2s die op Londen werden afgevuurd, ze
vlogen over met een gierend geluid en zolang je dat hoorde was het veilig, maar wee de
projectielen waarvan de raketmotor stopte.
Februari 28, de inslag van een V2 raket op 10m voor
ons huis veroorzaakte schade aan het ouderlijk huis, maar niemand van de
familie is gewond. Schade zoals een diepe kras op een lijst van een grote
aquarel van Cees Bolding herinnerde ons voortdurend aan het incident. Het
werk in de originele beschadigde lijst hangt in mijn studeerkamer aan de
Singel 100. De effecten, met name de verbrijzelde ramen van het huis,
maakten een diepe en blijvende indruk op mij. Het veranderde ons huis omdat
mijn vader de binnendeuren gebruikte om de kapotte ramen te barricaderen
Geboorte van mijn zus Beatrijs,
op mijn derde verjaardag, 16 maart.
My father keeps a diary of events during my stay with family in Wormerveer, where I was
evacuated because of food shortages at home:
Mijn vader schrijft: "Enkele notities voor Jan Gerrit betreffende zijn verblijf bij oom Wijbrand
Prins [Wormerveer 1898 - 1968] en tante
Aagje Prins-Bolding in den tijd van Beatrijs [mijn zuster] geboorte." Ik werd
geevacueerd vanwege de voedselschaarste
1 Maart: Tante Aagje schrijft, dat oom Wijbrand
en Annie [zijn dochter] het voornemen hebben
J.G. per fiets te komen halen, daar overbrenging voor den vader zelf i.v.m. zijn leeftijd
(jonger dan 40 jaar) te gevaarlijk moet worden geacht. Nog dagelijks zijn er razzias
voor arbeid in Duitschland. Tante A. schrijft, dat J.G. geen
bonnen en geen levensmiddelen
behoeft mee te nemen i.v.m. den in de stad heerschenden hongersnood.
10 Maart: des avonds laat, d.w.z. tegen 8 uur, komen oom W. en An aan. Zij vreezen
eerst, als zij zien hoe alle huizen aan de straat zijn geblindeerd vanwege den bominslag
op 28 Februari op 10 meter afstand van ons huis, niemand te zullen aantreffen. De vrees
blijkt ongegrond: achter de planken en voor de ramen geplaatste binnendeuren wonen
menschen.
J.G. geeft al gauw te kennen, dat hij er niet voor voelt mee te gaan met dien
"man" en die "tante"! Als hij hoort, dat er te Wormerveer een poes is,
raakt hij al wat met het plan verzoend.
Den volgenden morgen blijkt de poes den doorslag te geven. J.G. wil mee, is zelfs wat
bevreesd, dat de man en de tante zullen vertrekken zonder hem. Nadat oom W. en An een
kijkje hebben genomen in het den 3en Maart geteisterde Bezuidenhoutkwartier word plm. Half
tien de reis aanvaard. J.G. gekleed in een astrakhan jasje dat zijn moeder uit een oude
bontjas van haarzelf had gemaakt. Oom W. en An met hun neef begeleid tot in Voorschoten.
J.G. houdt zich flink bij het afscheid van mama, tante Til (Zonnevijlle) [onze buurvrouw]
en zijn boezemvriend Henk, houdt zich eveneens flink als zijn papa terugkeert. Wel wordt
hij vuurrood, maar overigens beheerscht hij zich en gaat het achter op de fiets van oom
Wijbrand op naar de Zaan.
12 Maart: Annie schrijft, dat zij den vorigen dag te half zes te Wormerveer
arriveerden. J.G. vertoont geen symptomen van heimwee. De eerste halte was geweest bij den
apotheker Happe te Oegstgeest, waar J.G. een kopje warme melk kreeg. Daarna deden zij te
Hillegom een café aan. Verder liepen zij heele stukken, daar het vrij koud was. Van
oorlogshandelingen in het geheel geen last ondervonden. Bij het veer te Buitenhuizen
moesten zij vrij lang wachten, vooral het roeitochtje, dat er op volgde vond J.G.
prachtig. Hij sliep nu tot 8 uur.
13 Maart: Aagje schrijft: "J.G. maakt het best. Hij is erg lief, eet en slaapt
best. Hoewel de reis des Zondags goed verliep, was J.G. toch koud aangekomen. Hij had
tante Aagje wel niet direct herkend, maar was toch gauw met haar thuis. Om 7 uur lag hij
al met een warme kruik in bed en had tot 8 uur doorgeslapen. En den volgenden middag maar
weer in bed: om 4 uur moest hij gewekt worden, omdat hij uit zichzelf maar niet wakker
werd.
Hij speelt met Rie Goedhart en Bets Oly.
15 Maart: Jan Goedhart schrijft: Voorzover wij het
hier kunnen nagan maakt J.G. het goed. Rie is nogal eens bij hem en zij
kunnen het goed met elkaar vinden.
16 Maart: Oma Bolding schrijft: J.G. maakt het
best, zei An, en is erg lief. Hij vindt alles prachtig en is erg blij, als
hij wat krijgt. Ik ben erg nieuwgierig naar hem. Als hij wat in Wormerveer
gewend is, komt hij eens hier. Voorts wenscht zij geluk met den verjaardag
van J.G.
Opa
Bolding: Ook van mij van harte gefeliciteerd met den verjaardag van J.G. Je
kunt er stellig van overtuigd zijn, dat hij, de jarige, in goede ahanden is
en in niets te kort zal komen.
24 Maart: Aagje schrijft: J.G. maakt het best. Hij is den heelen dag buiten meestal
bij de kinderen van Oly, den boer. Daar is natuurlijk alles even prachtig. Schapen,
lammetjes, koeien, hij is nergens bang van. Vanmorgen was hij met paard en kar het land
in; dat was fijn natuurlijk. Hij is 3 nachten droog geweest. Ik denk, dat als hij des
avonds alleen brood krijgt, het goed gaat. s Nachts neem ik hem niet op. Hij eet
best en vind alles lekker. Morgen gaat hij naar oma van Eden. An zal hem s morgens
brengen en s avonds weer halen. Op zijn verjaardag zijn oma, opa en tante Diet er
geweest, maar hij had niet veel praats tegen hen. Zij waren hem blijkbaar te vreemd.
Moeder vroeg, of wij met Paschen kwamen en dan wilden zij J.G. een weekje houden.
Bij
andere menschen is hij stil. Hij lacht dan maar eens. En als je hem vraagt of hij weer
naar Voorburg wil, dan zegt hij "neen, want alle ramen zijn kapot. Als die weer
gemaakt zijn, dan ga ik weer weg." Zijn zusje noemt hij "Trijs". Hij denkt,
dat zij nu in zijn bedje ligt. Wijbrand voegt er aan toe: Jan Gerrits kuren hebben wij ook
al ondervonden. Als hij eenmaal "neen" heeft gezegd, dan is er niet veel meer
met hem te beginnen. Afleiden lijkt mij het beste, de laatste dagen gaat het goed.
26 Maart: Oma Bolding: Het plan is, dat An
y Wijbrand J.G. met Paschen voor een poosje hier brengen.
Ik heb hem nog niet gezien, want zij vonden het beter, dat hij eerst in
Wormerveer bleef om te wennen. Hij maakte het best en was erg lief. Zij
vinden hem allen een leuk kind en hij ziet er zoo best uit. Het eten wordt
een beetje minder, maar niet veel hoor. Ze weten best dat ze een kostganger
hebben. Hij zal het bij ons wel erg klein vinden, want groot is het hier
vanzelf niet. Maar we zullen hopen, dat we weer spoedig in ons eigen huis
zitten.
Opa: J.G.
wordt uitstekend verzorgd, daar kan je verzekerd van zijn.
27 Maart: Oom Siem Huig: Jan Gerrit hebben wij op
bezoek gehad. Het is een flinke kerel hoor!
27 Maart: Tante Dien: Wij zijn naar J.G. erg
nieuwsgierig. Wij hebben al veel over hem gehoord, maar hem nog niet gezien.
Het plan is nu, dat hij met Paschen naar Moeder wordt gebracht, en daar dan
een weekje blijft. Het ledikantje heb ik vanmorgen
bij Spruit te leen gevraagd. Dat kunnen wij gebruiken, dat komt dus mooi
voor elkaar. Hij maakt het anders best in Wormerveer, ze hebben niets geen
last van hem. Wat een geluk, he, dan kan nij er nog een poosje blijven,
totdat jij weer heelemaal op krachten bent.
27 Maart: Tante Diet: Zondag is kleine J.G. bij ons te gast geweest. Wat een
schattige jongen is dat. t Is net zoon zonnetje in huis. n Ondeugend
rakkertje hoor. Hij wordt net als zijn vader vroeger. Hij zit vol streken en plagerijen,
maar echt leuk. s Morgens heeft hij de konijnen gekeken en achter gevoetbald met opa
en oma. s Middags zijn wij naar het Park geweest, een heel stel kinderen mee, zoo
leuk. Jan Gerrit zat onder op den wagen [invalidenwagen van mijn tante die sinds haar 16e
aan beide benen verlamd was door kinderverlamming] en wou er beslist niet af. Hij zat als
een vorst en genoot. Later heeft hij met Sieuwtje gespeeld en toen An Prins hem tegen
zessen kwam halen, wilde hij niet weg. Ik heb gevraagd, of zij hem nogeens brengen, want
ik vind het eenig zoon schat. En voor Pa en Moe, ook zoo aardig eens, hij praat zo
leuk, hoewel hij raar kan doen ook, hoor. Hij vond het prachtig om te zeggen; "Ik sla
je kop dood" hoe komt hij er aan? Maar als je zei: "Jan Gerrit, kom je nog een
dagje?, dan zei hij: "Neen, want morgen ga ik naar mijn pappa". Hij zei:
"Vandaag is mijn zusje lief, maar morgen slaat ze je op je kop".
30 Maart: Oma Bolding Wijbrand was hier vanmorgen
en zei, dat J.G het goed maakte. Hij was Zondag een dagje naar Krommenie
geweest. Maandag was hij erg vermoeid, ’t was zeker nogal druk voor hem
geweest. Hij speelt del heelen dag buiten met buurkinderen. Ook met de
kinderen van Oly, den boer. Hij had daar een boterham gehad met kaas en een
eitje. Dus je ziet, er wordt voor hem gezorgd. Als het mert Paschen goed
weer is, komen A. En W met J.G. hierheen en het plan is, dat hij dan blijft.
We hebben het ledikantje al klaar staan in onze slaapkamer. Hij komt bij ons
en kan dan ook af en toe eens naar Karel toe. Het is zeker wel stil, he, dat
hij er niet is. Maar je hebt je handen vol genoeg met de zorg voor de baby.
J.G. maakt er niet veel van, hij moet het natuurlijk eerst zien, dan zal hij
het wel prachtig vinden.
1 April: Tante Ma Goedhart: Op Wormerveer heb ik
jullie Jan Gerrit gezien. Wat een prachtjongen is dat. Hij zag er best uit
en was best tevreden bij tante Aagje.
4 April: Ma Prins: We zien Jan Gerrit nogal eens
verschijnen. Gister zijn Aagje en Wijbrand met hem naar Heiloo vertrokken.
Het is een lieve jongen en hij ziet er best uit hoor.
5 April: Familie Yff, Noordeinde Wormerveer; Ik
krijg nogal eens Uw zoon op visite met Aagje. Een lief ventje is dat. Hij is
zoo thuis bij tante Aagje alsof hij er hoort en heeft alzoo z’n
speelgenootjes in de buurt. Een rustig idee voor U en hij kan er blijven tot
de oorlog voorbij is.
8 April: Oma Bolding: Jan Gerrit is hier Dinsdag, 3 April gebracht, dus na Paschen.
Ze zouden hem met Paschen brengen, maar omdat er zooveel wind was, ging dat niet.
Hij maakt het best en is hier heelemaal niet vreemd. Hij
eet best en slaapt ook goed. ‘sMiddags diet hij een slaapje van plm. 1 ½
uur.
Ook speelt hij veel met Karel; ze kunnen het best met elkander vinden. Karel gevoelt zich de
oudste en moet op hem passen. Hij heeft hier speelgoed
gebracht en dan spelen ze samen. Jan Gerrit is erg lief.
We maken hem nu geheel mee, dus zien nu meteen hoe
hij is. Hij babbelt van alles en als hij wat wil, zegt hij iedere keer: Mag dat wel?
Vannacht was hij geheel droog
gebleven, maar andere nachten is hij meestal nat. Hij is er zelf blij mee,
als hij droog is, en mag dan even bij mij in bed.
Het is wel gemakkelijk dat hij zoo goed van huis kan. Bij Aagje vond hij het goed
en ook hier weer. Hij heeft Jan Willem gezien, maar daar maakt hij niet veel van. Hij
zegt: Die kan toch niet loopen! We vonden hem wel groot geworden. Hij ziet er best uit en
wat is hij zwaar. Ze vinden hier alle, dat hij op jou gelijkt, Guus [ mijn moeder]
, maar ik vind, dat hij toch ook wel iets van de Van
Edens in zich heeft. Ik denk, dat hij een paar weken bij ons blijft en dan
weer naar Wormerveer gaat. Als Karel en J.G. samen zijn, is het een druk
stel. Als het te erg wordt, sturen we Karel weereens weg en alleen is J.G.
niet zoo druk.
Van de week ben ik met J.G. naar de kapper Klopper geweest. Hij ging graag mee, maar
toen hij op de stoel moest, wou hij niet. Erg schreeuwen. Maar de kapper bond hem vast met
een riem en toen bedaarde hij gauw. Ik hield zijn hoofd vast en toen ging het goed. Hij
begreep zeker wel, dat hij het niet kon winnen. t Is erg opgeknapt, want zn
haar werd zoo lang. Hij vraagt nu aldoor: moet ik niet naar den kapper?
10 April: Oma Van Eden: 5 weken terug is Jan
Gerrit hier te gast geweest. Het is een schat van een jongen en nu is Vader
naar Knollendam en gaat terug over Wormerveer naar W.P. om te hooren, of hij
nogeenseen dagje komt, want we zien hem maar heel weinig. We hadden gehoopt,
dat Aagje of Annie wel eensmet hem zouden komen, maar tot nu toe is ze er
nog niet geweest. En voor mijis de loop te ver. Ik ben met z’n verjaardag
erg vermoeid thuis gekomen. Wat zullen jullie ook een verlangst naar hem
krijgen, maar Guus, voor jou is het misschien wel goed, want het valt eerst
niet erg mee, he, je verzwakt wel van een bevalling, en het lijkt me nogal
een druk ventje. Hij weet al aardig zoo wat te vertellen.
Opa Van
Eden: Jan Gerrit is bij Vader en Moeder Bolding vanaf Dinsdag na Paschen.
Hij is een lieve jongen (een echte Hollandsche jongen, hoor). Wijzouden hem
ook wel graag eenige dagen willen hebben, maar Moeder en Diet zouden geen
rust hebben, wanneer hij aan den weg speelde. Dus ze durven het niet aan.
Voor een dag gaat het wel en vooral op Zondag, daar we ons dan geheel aan
hem kunnen wijden. Toen hij hier was heeft hij zich best vermaakt. Hij kwam,
na zijn aankomst, direkt los en den geheelen dag door was hij lief. Hij zal
wel vreemd opkijken, als hij Beatrijs ziet.
11 April: Aagje: Met de Paschen zijn we niet naar Heiloo
gegaan. Dat kon niet: er stond een vreeselijke storm, het was wel jammer.
Dinsdags na Paschen was het weer vrij goed, dus toen zijn we maar gegaan. J.G.
kende opa en oma niet meer, maar hij was toch gauw thuis. Toen ik wegging, keek
hij wel sneu, maar het is direkt best gegaan en hij is er op het oogenblik nog.
Samen met Karel gaat het ook best, hoorde ik. Nu, dat valt me erg mee, want ze
zijn eigenlijk alletwee nog even wijs.
Ik vond het erg vreemd, dat J.G. weer weg was. Morgen
zullen we nu wel hooren, wanneer we hem weer moeten halen. De laatste week, dat hij hier
was, is hij de hele week droog geweest maar met Paschen was hij weer drijfnat, wat gek
toch, he! Hij mag hier gerust nog wat blijven. Halen kan Kees [mijn vader] hem niet, daar hebben ze natuurlijk op het oogenblik met dat beschieten ook
geen zin in. Eten hebben wij nog wel voor hem. Hij at niet zooveel meer als de eerste
weken. Op pap was hij gek en vleesch was ook altijd zijn eerste vragen: Hebben we vleesch?
Was het dan. Hij heeft een keer of wat een eitje bij Oly gehad. Nu, dat vindt hij ook
fijn.
15 April: Oma Bolding: [
] Hij is niet lastig, maar heeft wel eens tijden, dat
hij niet wil doen wat we zeggen en dan krijg je het niet gedaan van hem. Hij zegt dan maar
trouw: "neen". Maar dan krijgt hij een paar tikken en huilt even, doch hij is
het nogal gauw weer vergeten. [
] Als ik hem vraag over Voorburg, dan vertelt hij
weleens wat, maar hij maakt er verder niets van. Hij begint nu een beetje naar Jan Willem
te kijken. Hij weet wel, dat hij een zusje heeft en hoe ze heet. Jan Gerrit is best en
voelt zich overal thuis. Heb daarover maar geen zorg.
18 april: Tante Diet: J.G. is nog niet meer bij ons geweest; wij hopen, dat hij
spoedig nog weer eens gebracht wordt. Ik ben er ook niet heen geweest, omdat zoon
kind daar vast niets aan vindt of je daar op visite zit en t is altijd de vraag of
ik Aagje thuis tref en t is moe te ver. Als J.G. weer bij ons is, ga ik hem even aan
bij
Diet Japies [een nicht getrouwd met Klaas Bolding, broer van Cees]; die is ook
nieuwsgierig naar hem. Cees Bolding vindt het altijd zoon eenige jongen zegt ze.
[Cees Bolding was in de 50er jaren adjunct directeur van de Koninklijke Academie te Den
Haag, hij schilderde in een traditionele stijl verwand aan de Haagse School. Hij was voor
mij, ook in de vijftiger jaren, het eerste contact met de kunstwereld.]
Poster
by an exhibition of Cees Bolding in 1997, reproduction of the painting
"Nettenboetsters", 1943. This painting was hanging in my elderly home.
19 april: Oom Wijbrand:
Jan Gerrit hebben wij gistermiddag weer gehaald, en is dus weer hier. Het werd
in Heiloo schijnbaar wel wat druk, hoewel ze het best met hem hadden kunnen
hebben. Ook de verhouding J.G.-Karel was goed. Bijzonders is er niet, maar je
wilt toch wel wat hooren van jan Gerrit, dunkt me. A. Heeft wellicht hierover
nog meer te zeggen.
Tante Aagje: J.G. keek wel blij, toen hij weer hier kwam. Hij ging weer naar huis
vertelde hij en dat was naar de Noorddijk [woning van de fam. Prins te Wormerveer] Dus hij
voelt zich zeker nogal thuis hier, hoewel hij gerust wel eens een standje van me krijgt,
want we zulllen je maar geen verwenden jongen terugsturen, daar heb je niets als last van.
Hij loopt nu met een zomertruitje en dat blauwe vestje zoo bij huis. Wat hebben we een
mooi weer , he? Het is s middags volop zomer aan de dijk. Hij eet nog best. Zoo pas
nog graag 4 boterhammen en s morgens 1 of 2 met een bord gortmout. s Middags 2
porties met een bordje pap. Dus dat gaat best. Vanmiddag had hij lang geslapen
tot kwart over 4, maar vanavond ging ik om half negen weereens naar boven, daar
ik hem dacht te hooren en daar lag mijnheer op zijn buik voor ons ledikant. Wat
hij aan de hand had, kwam ik niet aan de weet. Maar toen ik hem weer neergelegd
had, sliep hij zoo.
Hij is den heelen dag buiten geweest. Alleen even
eten. Meest aan de overkant, waar ze stonden te visschen. Hij zeurt steeds al om een stok
met een touwtje. Dan wil hij zeker ook aan den gang, maar dat zullen we toch maar niet
doen.
22april: Oma Bolding: Verloopen week Woensdag heeft Wijbrand J.G. weer hier
vandaan gehaald. Hij is hier 16 dagen geweest en het was erg vreemd toen hij
weer weg was.
Vooral de eerste avonden, toen ik hem niet meer in zijn
bedje zag liggen en hem ’s nachts niet meer helpen moest. Hij is erg lief
geweest en we hebben hem geheel meegemaakt in zijn manieren. Natuurlijk net
als alle kinderen was hij op z’n tijd weleens stoout ook, maar’t is nogal
gauw over bij hem; hij was het zoo weer vergeten. ’t Geeft natuurlijk wel
veel zorgen, als je een kind hebt, en vooral als het je is toevertrouwd.
Maar’t was wel gezellig ook. Hij ging weer graag mee naar
Wormerveer, vooral omdat hij op de fiets mocht. Het was
prachtig weer.Hij heeft hier veel met Karel gespeeld en het ging best.
Als we vragen, of hij niet weer naar mamma en pappa moest, zei hij
altijd: "Als de potte ruiten heel zijn". En hij zei zoo triomfantelijk tegen
mij: "en Henk [mijn Voorburgse boezemvriend] moet bij de potte ruiten".
Eerst begreep ik het niet, maar later kwam ik er achter, wat hij zei. Hij
kuste wel jullie’s portretten, die ik hem zien liet. En over Boy [de hond
van mijn ouders die rond deze tijd , tot groot verdriet, weggegeven moest
worden aan een tuinder in het Westland, omdat er in Voorburg geen voedsel
meer voor hem was] zei hij: "Als mamma drietig is, gaat J.G. op mamma’s
schoot zitten!". Je hoort wel, dat hij z’n thuis nog niet vergeten is. Hij
ziet er best uit, alleen heeft hij erg veel last van jeuk. Hij zegt dan, dat
komt van de vlooien. Ik deed er dan maar wat poeder op. Verder niets
bijzonders.
Jan Willem wordt al erg lief. Karel is gek op hem. J.G.
begon nu toch wel naar hem te kijken.
Wat het spelen betreft, dat was heel anders dan hij gewoon was, denk ik.
In de boschjes, wat voorheen boschjes waren, in Tuindorp, zijn allemaal
kuilen gemaakt. Daar spelen nu alle kinderen in. Daar waren J.G. en Karel
ook bij. Ze maken dan een tankwal met water en worden vanzelf tamelijk vuil.
Ik moest alle avonden z’n beenen wasschen. Maar hij vond het prachtig. ‘s
Morgens kwam Karel hem altijd halen en dan gingen ze er samen op los. J.G.
is dol op bloemen plukken en dan moesten ze in een vaasje. ullie zullen hem
wel wat veranderd vinden, want zoo’n kind doet veel andere indrukken op.
Maar dat is weleens goed voor hem. Dan vindt hij het thuis ook weer
prachtig.
23 April: Tante Diet: Van harte hoop ik, dat
jullie het volgende jaar weer allen bij elkander zult zijn. Ik vind het nu
maar naar, dat de kleine J.G. nog maar steeds niet thuis is. Hij zei de
laatste keer zo lief: “Nu kom ik niet meer hoor, want morgen ga ik naar mijn
pappa”. Dat wou hij toch vast graag. Het spijt ons zoo, dat we hem nog
steeds niet meer gezien hebben. Miscchien is hij nog altijd in Heiloo.
29 April: Oma Bolding: Ik kan me wel voorstellen, dat je Jan Gerrit weer graag zou
zien. Vrijdag was Wijbrand hier en vertelde, dat J.G. weer blij was, toen hij in
Wormerveer kwam. Hij was erg lief, dus ik had hem zeker nogal niet verwend, want die
orders had ik van Aagje gekregen. Hij speelde nu weer met de buurtjongens en bij den boer
op het land. t Wordt een echt buitenkind en de stadsmanieren moeten er later maar
weer aankomen. Hij staat buiten te plassen en s nachts is hij zoowat altijd droog.
Dus je ziet wel, hij komt groot terug.
Hier eindigd het verslag van mijn vader. Ik moet begin Mei weer teruggebracht zijn naar
Voorburg, de bevrijding van Nederland was immers een feit.
1945
Als Canadese soldaten [de Canadezen hadden Den Haag en Voorburg bevrijd] verkleed deden mijn vriendje Henk Zonnevijlle en ik mee aan de
gecostumeerde optocht van het bevrijdingsfeest. We waren in bruin pakpapier gehuld en ik herinner me als de dag van gisteren het knisperende papier tussen mijn benen bij
het lopen. Ik vond het verschrikkelijk en heb er mijn leven lang een afkeer van verkleedpartijen aan over gehouden.
Met mijn buurjongen Henk Zonnevijlle (rechts) allebei
verkleed als Canadees soldaat voor de gecostumeerde optocht gedurende het bevrijdingsfeest.
[45 mei canadees kostuum-bevrijdingsfeest]
Op straat met klompen, gefotografeerd door een anonieme straatfotograaf.
[45 op klompen]
1946
Dit jaar ging ik naar de Montessorie kleuterschool, gesitueerd in een park met grote
beukebomen aan de rivier de Vliet (Vreugd en Rust). Met andere kinderen uit mijn buurt gingen we er lopend
heen onder begeleiding van steeds een andere moeder. Al snel weigerden ze me nog mee te
nemen in de groep omdat ik bij het oversteken van de Laan van Nieuw Oostindie, toendertijd
de weg naar Rotterdam met het drukste autoverkeer in Nederland, steevast bleef staan,
wanneer de groep naar de overkant rende, omdat ik dat onder mijn eigen
verantwoordelijkheid wilde doen. Toen mijn moeder me vervolgens elke dag op de fiets wilde
brengen, verzette ik mij en liet me niet op de fiets zetten. Uiteindelijk ging ik dus
dagelijks in mijn eentje lopend naar school! Mijn moeder drong er dagelijks bij mij op aan
goed uittekijken bij het oversteken en naar zij zegt sloop zij mij dikwijls ongezien
achterna tot aan die drukke autoweg om zich er van te vergewissen dat ik veilig overkwam.
Ik vermaakte me kostelijk op mijn dagelijkse tocht naar en van school. Soms kwam mijn
moeder me ophalen van school en het gebeurde dat ik dan niet mee wilde en me vastklampte
aan een been van de juf. Mijn juf had donker halflang haar binnengekruld recht haar met
een pony. Zij was naar ik me herinner geheel in het zwart gekleed en droeg naoorlogse
kwaliteit zwarte nylons en pumps met halfhoge hakken. Ik ben mijn leven lang gefascineerd
geweest door zwarte gehakte schoenen en benen in nylons. Mijn moeder kreeg mij dan mee
door een beroep te doen op mijn grote verantwoordelijkheisgevoel, zij riep dan dat ze
dacht dat haar fiets werd gestolen waarop ik naar buiten rende om de dief te pakken. Ik
herinner mij als de dag van vandaag hoe ik mij vastklampte aan de benen van de juf van de
Montessory kleuterschool omdat ik, dwars als ik was, niet naar huis wilde met mijn moeder.
Ik herinner me heel physiek haar zwarte nylon kousen, en breed gehakte, gelakte, zwarte
schoenen. Verder herinner ik me pas weer nylon kousen uit de advertenties in Libelles die
in stapels op de zolder lagen, maar dat was al in mijn pubertijd.
Buiten schooltijd speelde ik met de kinderen uit de buurt in het open veld met ruines
tegenover ons huis dat daar ontstaan was na de bominslag in het laatste oorlogsjaar. Met
mijn boezemvriend Henk liep ik mee in de gecostumeerde optocht van het eerste
herdenkingsfeest na de bevrijding. Wij waren beiden gestoken in bruine pakpapieren
uniformen met baret naar het model van de Canadezen die Voorburg bevrijd hadden van de
Duitsers. Ik vond het knisperende papieren pak verschrikkelijk om te dragen en ik heb me
sindsdien nooit meer willen verkleden.
In de strenge winter van dat jaar zakte ik door het ijs in de plas die ontstaan was in
het midden van de bomkrater. Een buurman redde mij met gevaar voor eigen leven, door
liggende op planken naar mij toe te schuifelen en mij er uit te trekken.
Location of the nursery school Vreugd en Rust (Google maps 2018), where I went walking mostly all on my own on a daily basis
Mijn kleuterschool waar ik van 1946 tot 1947 naartoe ging, is sinds 1989
prachtig gerestaureerd als hotel-restaurant. Ik herinner me de ruime
speeltuin met de ronde ramengevel.
Mijn zusje Beatrijs was nu groot genoeg om buiten te spelen en ik moest op haar passen,
maar veel geduld had ik niet met haar en binnen de kortste keren zette ik haar weer op de
trap onder de kreet hier heb je haar weer. Het leukste was het spelen met water en modder
op het open terrein aan de overkant. Grotere meisjes in de buurt namen me overal naar toe
om met me te spelen, er gebeurde niets speciaals maar ik vond hun aandacht wel
fascinerend. Eens toen ik alleen aan het spelen was met een grote rubberen voetbal, die ik
van mijn "oom" Guus Bauer had gekregen, pakte een mij volslagen onbekend en veel
ouder meisje dat toevallig in de straat passeerde deze voetbal van mij af en zonder mij te
bedenken wierp ik mij op haar en trok haar jurk aan flarden. Haar ouders kwamen later
klagen. Oom Guus was een oude collegevriend van mijn vader die naar Indonesie was
vertrokken waar hij werkte voor het gouvernement. Hij had indrukwekkende grote oren en was
heel lang. Op zijn bezoeken terug in nederland zocht hij ons op en bracht prachtige
cadeaux mee, zoals die grote rubberen voetbal. Een ander incident dat mijn vader vaak
verhaalde, was toen Martien Langeveld, de later beroemde professor in de Pedagogie aan de
Universiteit van Utrecht, mij een zilveren lepeltje cadeau gaf. Ik retourneerde dit
kindonvriendelijke cadeau rechtstreeks richting zijn hoofd, waarop hij mij een geweldige
klap gaf. Dit gaf mij, zo klein als ik was, wel te denken en sindsdien sla ik kinderen ook
meteen, als ik vermoed dat ze stout zijn. Ik had ook meestal geen zin om met mijn moeder
de stad in te gaan, ze beloofde me dan zuurtjes, maar mijn antwoord was dan dat ze die
toch wel zou kopen omdat ze ze zelf zo lekker vond. Mijn vriend Boy de hond was er niet
meer, alhoewel we hem nog regelmatig opzochten. Omdat het goed is voor kinderen om een
dier in huis te hebben had mijn moeder een poesje geadopteerd, maar ik speelde allerlei
onverantwoorde spelletjes met het arme beest. Op een dag had ik het in de, wel is waar
gedoofde, potkachel gegooid en het had daar enige uren radeloos in de as rondgesprongen.
Toen het door mijn moeder bevrijd werd nam het de benen en we hebben hem nooit weer
teruggezien.
Beatrijs
op de step en JG met de rubber bal (cadeau van oom Guus)
[47 Voorburg-Beatrijs en JG met rubber bal]
1948
Mijn vader verliet het Centraal Bureau van de Statistiek in Den Haag en accepteerde een
nieuwe baan om een sociale vereniging van havenarbeiders op te zetten in Rotterdam. We
verhuisden naar de Navanderstraat 6 te Rotterdam op 14 juli 1948, een veel te klein appartement, in een naar onze doen
een slechte buurt. Op dezelfde verdieping aan de andere kant van het trappenhuis woonde
een aardige vrouw die vaak in de open deur stond in haar roze peinoir. Ze ontving
zeelieden, zei mijn moeder. Op een goede dag kwam zij in het trappenhuis een man
tegen die haar aansprak en dit bleek een oud-leerling te zijn geweest van mijn
moeder, die onderwijzeres was in de jaren voor haar huwlijk.Na onze aankomst in deze buurt sloot ik me
oogenblikkelijk aan bij de lokale straatbende en ik bevestigde mijzelf door vriendjes die
niet naar mij wilden luisteren met hun kop tegen het beton te slaan waarna zij bloedend
naar huis gingen. Er kwamen constant ouders klagen over mijn gedrag. We organiseerden ook
winkeldiefstallen, uitsluitend voor de gein. Ik herinner mij de winkeldiefstal die we
samen met nog een paar jochies pleegden van een aantal rood geverfde keramische kandelaars
in de kersttijd. We werden betrapt en het was een hele heisa. Ook maakte ik helemaal in
mijn eentje tochten door de stad. Ik zette een koers uit op mijn kompas, dat ik op mijn
verjaardag had gekregen, en na een uur of zoiets lopen in dezelfde richting kwam ik weer
terug in de tegenovergestelde. Mijn vader nam me mee op tochten in kleine sleepbootjes
door de haven en ook naar het jaarlijkse uitje voor de havenarbeiders. Mannen die zo
dronken waren dat ze de gummieknuppel waarmee de politie ze sloeg niet voelden, of
tenminste ze bleven gewoon liggen op ongeoorloofde plaatsen. Er werd gezongen en op het
feest waarde een Neptunus rond die mensen onderdompelde om ze te dopen in een ritueel dat
ik niet begreep, maar de algehele ruwheid boezemde me wel ontzag in. Op de 1ste Mei ging
ik met met mijn vader naar PVDA demonstraties en met Pasen zochten we eieren tezamen met
de Socialistische jeugd. Mijn Moeder moest er niets van hebben en met verkiezingstijd
moest ze onder druk worden gezet om op de correcte partij te stemmen.
Ik ging naar de Openbare Dalton lagere school. Ik behaalde mijn zwemdiplomas A en B in
het Sportfondsenbad. Een en ander onder zachte dwang van mijn moeder, want ik haatte water
om in te zwemmen. Vaak maakte ik de zwembroek nat onder een publieke pomp om althans de
indruk te wekken dat ik naar het zwembad geweest was. Het diplomazwemmen op het eind was
wel leuk, van mijn ouders kreeg ik een plastic model vliegtuig als vergoeding voor de
doorstane ellende. Nu herinner ik mij ook het aquarium met twee goudvisjes dat mijn zus en
ik op onze verjaardag van onze huishoudelijke hulp (Kate) kregen. Mijn vader die als
rechtgeaarde Hollander dacht dat aardappels zo ongeveer het beste was dat je kon eten,
gooide een paar kruimels in het aquarium, waarop de visjes de volgende ochtend met hun
buikjes naar boven dreven, maar boos of verdrietig waren we niet.
Guus,
Beatrijs en JG op Navanderstraat 6 te Rotterdam
[49 Navanderstraat nr 6 - 2]
1949
Tegen het einde van het jaar kreeg mijn vader een nieuwe baan als directeur van het
overkoepelend orgaan der kinderbescherming.
In de zomer hadden mijn ouders een werkvakantie voor me bedacht. Onze
hulp in de huishouding Kate, die van Duitse afkomst was, bracht
mij naar familie van haar op een landbouwboerderij niet ver van de Nederlandse
grens in Duitsland. Het was een prachtig gebied met korenvelden en de boerderij
was een markant gebouw met een gesloten vierkante binnenplaats, waardoor je naar
binnenkwam door een gewelfde poort.
Ik moet daar 4 of 5 weken zijn gebleven, natuurlijk begreep ik de
mensen helemaal niet omdat ze alleen Duits spraken, maar geen probleem, ik
vermaakte me, meestal met het begeleiden van de mannen in het veld. Ik zal
je een van mijn avonturen vertellen. Op een dag gingen we erop uit om de
paarden op te halen van hun weidevelden. De boer vroeg me met gebaren om een
van de paarden mee naar huis te nemen. Nadat hij de holster had omgedaan,
gaf hij me het uiteinde van het touw en liep ik naar huis met het werkpaard
achter me. Voor mij leek het paard enorm en ik was nogal ongerust, maar laat
maar. Het touw dat ik vasthield, moet een halve centimeter dik zijn geweest,
maar het voelde als een heel dikke tros in mijn 7-jarige handen. Bij
aankomst op de boerderij liep ik door de poort de binnenplaats op die
geplaveid was met kasseien. Ik hoorde zijn stappen klok ..., klok ... achter
me en ik durfde nauwelijks om te kijken, dus marcheerde ik in een behoorlijk
tempo opdat ik niet door het paard werd betrapt. Achteraf gezien had ik
opzij moeten gaan en het daarbij gelaten, maar verantwoordelijk als ik was
liet ik het paard niet gaan, en wist niet hoe ik hem moest stoppen, ik bleef
in cirkels rond het hof lopen totdat de boerenvrouw me te hulp kwam . Het
was misschien maar een paar minuten, maar in mijn herinnering duurde het een
eeuwigheid.
En zo kwam ik deze zomer door, geëxcommuniceerd in een gouden
landschap waarvan de herinneringen weer bij me opkomen als ik de
schilderijen met korenvelden van Van Gogh zie.
1950
Op 9 maart verhuisden we naar een riant huis met een grote tuin op de Kiplaan
30 in de Vogelwijk van Den
Haag.
De familie voor ons huis Kiplaan 30 te Den Haag. JG op zijn te grote fiets
voorzien van houten blokken op de trappers
.[52
Den Haag - Kiplaan]
Familie van Eden-Bolding, 1951
[1951 fam van Eden-Bolding.jpg]
Familie reunie vanwege 12 1/2 jaar getrouwd zijn van mijn ouders in de
tuin van Kiplaan 30
Staande: Dien de Vries-Bolding, Jan de Vries, Grootmoeder Anna
van Eden-Waagmeester, Grootvader Jan Gerrit van Eden, Wijbrand Prins, hulp
in de huishouding, naam?, Grootmoeder Antje Bolding-Goedhart, mijn vader
Cees van Eden, Maarten Klijn (weduwnaar van Anna van Eden), Grootvader
Willem Bolding, Aagje Prins-Bolding
Zittend: Diet van Eden met op haar schoot mijn zus Beatrijs,
mijn moeder Guus, mijzelf Jan Gerrit op rolschaatsen
1951
Ik ging naar de Nutsschool op de Sportfondsenlaan. Ik was een lastige leerling
en bijna dagelijks werd ik de klas uitgestuurd en stond ik op de gang. Ik
herinner me menige keer dat de onderwijzer in de klas achter me aanrende terwijl
ik over de banken sprong om me niet te laten pakken. In het speelkwartier
speelden we ruwe spelletjes en rookten we sigaretten. In die tijd had mijn vader
thuis sigaretten op de salontafel staan en bezoekers werden eerst uitgenodigd
voor een sigaret of een sigaar. Deze gewoonte om af en toe te roken heb ik
opgegeven toen we in 1953 naar Groningen verhuisden. Ik kan dus zeggen dat ik
gestopt ben met roken op mijn 11de.
Ik ging met een vriendje mee naar de welpen (van de padvinderij) die een
prachtig clubhuis hadden niet al te ver weg van ons huis midden in de duinen.
Mijn ouders hoorden er van pas weken later, waarschijnlijk omdat ze een rekening
kregen, en mijn vader vond het helemaal niks, hij was erg anti-militairistrisch
en associeerde het met het leger en een verkeerde mentaliteit, maar ik bleef wel
gaan.
Mid 1951 werd mijn vader onheuselijk
ontslagen, vanwege een conflict met een van de bestuurders van de Raad voor de
Kinderbescherming. Vanwege het onslag zat mijn vader bijna een jaar lang thuis
op een riant salaris dat dus kennelijk betaald werd uit de opbrengst van de
caritatieve kinderpostzegels. Mijn vader was een echte vechtjas en hij
accepteerde het ontslag wel, maar voor de volgende baan wilde hij er niet op
achteruitgaan wat zijn carriere betrof.
Met mijn vader ging ik naar de Picasso tentoonstelling in het Haags
Gemeentemuseum. Ik vond het prachtig, maar in de pers werd er nog getwijfelt of Picasso nu
een groot kunstenaar of gewoon een charlatan was.
1952
Den Haag, Kiplaan 30, Vogelwijk
Ik weet niet waarom maar ze plaagden me
altijd wanneer ik met Hermien, mijn buurmeisje, naar school liep. Ik vond
haar wel aardig.
Anders dan de jaren van Rotterdam woonden we nu in een
hele nette buurt, we vermaakten ons met de jongens door oorlogje te spelen
door ons te verdelen in twee groepen en dan in tegengestelde richting elkaar
te besluipen in de achtertuinen van de huizen. Hierbij moesten we over
schuttingen en schuurtjes klimmen die de afscheidingen vormden van de
tuinen. Achter ons huis stond een grote wilgeboom, zo hoog als ons huis,
waar ik vaak in klom. Mijn moeder vond alles goed. Soms ging ze naar "de
stad" op de fiets en ging dan met haar mee op rolschaatsen. Dit waren
schaatsen met 5of 6 cm grote ijzeren wielen, die elke paar maanden
vernieuwd moesten worden. Op school waren er altijd gevechten tussen
leerlingen van verschillende klassen, waar ik behoorlijk huis hield. Op een
goede dag werd ik door de vader van een "slachtoffertje" in het voorbij gaan
aan hun huis, van de straat geplukt en ze sloten mij op in de garage van hun
huis. Ik herinner me een ochtend opgesloten te hebben gezeten, maar ik had
er geen moeite mee en het had geen verdere consequenties. Er waren weinig
autos in de buurt, maar mijn vriendje Leo had een familie connectie met een
auto, en als het goed gesneewd had lieten ze ons de sleetjes met touwen aan
de achterbumper vast maken, waarop we door de buurt toerden.
Juli 1952 mijn vader wordt benoemd tot directeur van de Sociale Dienst
Groningen.
Mijn vader verhuisde naar Groningen en mijn moeder
bleef met mij en Beatrijs in het huis van de Vogelwijk. Het gaf mij als
jongen van 10 jaar veel vrijheid en verantwoordelijkheid.
1953
Vanaf januari woonden we aan de Hofstede de Grootkade
33 in Groningen. Op 15 januari ging
ik naar de Van de Berg school. Omdat ik wegens wangedrag en het op de gang
staan, een groot deel van de lagere school had gemist, kwam het advies om mij de
6de klas te laten herhalen. Mijn vader was het hier helemaal niet mee eens en
bezweerde de directeur van de school me wel het een en ander bij te zullen
brengen. Iedere avond en weekeinden kreeg ik les van mijn vader en ik heb heel
wat afgehuild, maar ik kan zeggen dat ik de lagere school in één
jaar volbracht heb. Aan het eind van het schooljaar slaagde ik met vlag en
wimpel voor het toelatingsexamen van de Hoogere Burgerschool.
Geboorte van mijn broer Willem.
Mijzelf,
mijn moeder Guus, de pas geboren Willem en Beatrijs in de tuin van Hofstede
de Grootkade 33 te Groningen
[54 Groningen - JG, Guus, Willem, Beatrijs]
1954
Rijks HBS. Alhoewel nog wel heel lastig voor de leraren, werd ik een
voorbeeldige leerling.
Van de weinige leraren waaraan ik herinneringen heb wil ik nog noemen Willem
Diemer (1922-1994).
Dichter, leraar, uitgever en boekhandelaar. Vanaf december 1942 was Willem
Diemer (jr.) actief in het studentenverzet. Hij verleende hulp aan neergeschoten
geallieerde piloten, joden en onderduikers. Hij werkte als koerier Lo/KP (groep
Schalken-Horlings) en was plaatsvervangend commandant van de Binnenlandse
Strijdkrachten te Musselkanaal.
De zomer van deze en de daarop volgende jaren heb ik gezeild in het
Friese merengebied met de zeeverkenners "De
Bevers".
1955
Op de fiets van Groningen naar Rotterdam helemaal alleen, overnachten op
adressen van vrienden van mijn ouders, naar de E55. Op deze grote
openluchttentoonstelling werd de eerste televisie van Philips gepresenteerd
en ik herinner me ook de 360 graden sound surround filmprojectie.
Zondags gingen we regelmatig naar Kunstlievend Genootschap Pictura, waar de Groningse schilders van De Ploeg
(Jan Altink, Jan Jordens, Johan Dijkstra en Hendrik de Vries, George
Martens,
Hendrik Werkman en uiteraard Jan Wiegers) exposeerden. Deze groep is verwand aan de Duitse expressionisten van voor de
oorlog, waaronder Ernst Ludwig Kirchner en Paula Modersohn Becker veel invloed
hadden op mijn ontwikkeling als schilder.
1956
In de weekeinden met de zeeverkenners op het Paterswoldse meer. Waar we 2
platbodemzeilboten en een roeiboot hadden. Tijdens de winters lagen ze met
hun gezicht naar beneden voor onderhoud, het was hard werken. Elke
zaterdagmiddag fietsten we zo'n 10 kilometer om er te komen.
In de zomer heb ik deelgenomen aan de Internationale
Jamboree van de padvinderij in Schotland (UK). Ik kwam in Engeland aan met de
veerboot van Hoek van Holland naar Harwich en dan met de trein naar Edinborough.
We waren ook een paar weken met de hele familie op het eiland
Terschelling, waar ik een fanatiek vogelaar werd.
1957
Benefiet veiling in het Groninger Museum , mede
georganiseerd door mijn vader C van Eden, die president van de Groningse
afdeling van het Koningin Wilhelmina Fonds voor de Kankerbestrijding (KWF)
was. Mijn ouders kochten hier ook een aantal werken waarvan de Anton
Buitendijk en de Teun Roothart nog in mijn bezit zijn.
1958
1954-1958
Summer camps at Terhorne (Frisia) with the seascouts "De Bevers". Flat
bottom sailing boat in the background.
Jan van Eden, Joost Hamming, (?), ... van Doornmaal in
the picture.
1959
Met
Katrien Bel (president van de feestcommissie) op het jaarlijkse bal van de
meisjes HBS
[59 Groningen - Katrien Bel - meisjes HBS]
Op
de fiets vanuit Groningen naar Parijs met mijn vriend Jan Hoogland.
"Dispuut" tent van Carl Denig
[59 Reims - on route to Paris - Jan Hoogland]
Tekenklassen op de middelbare school kregen we minstens een halve dag per
week. Ik won een prijs op een schoolcompetitie met een abstracte aquarel in
blauw en geel. Tissing, een regionaal bekende kunstenaar, die toen begon als
leraar aan onze school, prees mijn inspanning. Het werk [ref. 595801] werd
tentoongesteld in het Museum van Groningen.
1959 Groningen RHBS - schooltime
Nederlands
1959 Beroepskeuzeadvies -
Psychotechniek-Utrecht
Carry-Ann
Tjong Ayong and Catharine Vinkes in a picture with date unknown. Here to
show Catharine, who was a secret love of me at the RHBS, later trouwde zij
met Wim Tjong a Yong (overleden maart 2005), afkomstig uit Suriname. Carry
en Wim Tjong Ajong waren van één van de eerste immigranten families in Nederland,
hun vader was een
befaamd chirurg. Hun broer Frits zat voor een heel schooljaar naast me
in de schoolbank van de 5de klas HBS.
Catharine was in mijn ogen heel mooi, ik was verliefd op haar in mijn
laatste HBS schooljaar, maar had geen plannen om met wie dan ook een relatie
aan te gaan, het was dus allemaal heel veel op afstand. Ik kwam haar nog een
keer tegen op een schoolreuni van de RHBS in de negentiger jaren. Zij was
nog steeds een mooie vrouw. Ze had Frans gestudeerd en gaf haar hele leven
al les ergens in het zuiden van het land en woonde ook al haar hele leven in
Bergen op Zoom. Slechts een paar jaar later overleed ze op relatief jonge
leeftijd van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Carry-Ann was ook een vriend
van mij en ze bezocht de galerie Art Singel 100 in de 90ties.
Het jaar van mijn eindexamen. Het laatste jaar was wel het gemakkelijkste. Er was een
duidelijk eisenpakket voor dit ultime staatsexamen en ik kon mij daar zelf op
voorbereiden. Ik liet de leraren voor wat ze waren en luisterde niet meer naar ze. Hun
proefwerkjes en slimme voorbereidingen voor het examen lieten mij koud. De resultaten
gedurende het jaar waren beneden peil, maar op het schriftelijke examen behaalde ik
vrijstellingen voor alle Beta vakken en ik kon alle tijd voor het mondeling aan de Franse
taal besteden. Dat was wel nodig, want hoewel ik altijd veel van de leraressen Frans
gehouden had vanwege hun vrouwlijke charmes en ongeordende, zeg maar chaotische
lesstructuur, heb ik de gramatica nooit bij benadering kunnen begrijpen en had ik dan ook
slechts een twee en een half voor het schriftelijk Frans. Gelukkig had ik een geweldige
literatuurlijst, een prachtig Frans accent en zwaaide ik met mijn armen om mijzelf te
verduidelijken, zodat ze mij zonder meer een negen en een half gaven voor het mondeling.
Mijn gemiddelde voor het eindexamen was uiteindelijk het op 3 na hoogste van de school
(met drie eindexamen klassen), niet gering voor zon minder dan middelmatige
leerling. Ik had die school gehaat, met al die geforceerde lespakketten en onverwachte
proefwerken, en ik lag altijd overhoop met de leraren.
In 1960, 18 jaar oud, deed ik mijn eindexamen
voor de HBS en maakte ik een keuze om verder te studeren aan de universiteit van
Groningen. Voor mij was de schooltijd een marteling geweest, waarin ik mijn
eigenzinnige ideeen en mijn persoonlijke karakter moest opgeven om binnen de
dwangbuis van het authoritaire systeem voort te bestaan. Na de bevrijding in het
jaar 1960 viel ik in een leegte waarin ik wanhopig naar een levensrichting
zocht. Het enige wat ik miste van de schooltijd waren de tekenlessen en ik
realiseerde me dat de schilderkunst, waar ik altijd al interesse voor had, mijn
redding moest zijn. Hier begon mijn rusteloze zoektocht naar een stijl waarin ik
mijn overvloed van ideeen kon verwerken. Mijn schetsen en eerste schilderijen
waren al gericht op de menselijke figuur en portret, alhoewel ik in de zomers
van 1960 en 1961 nog een aantal aquarellen naar de natuur maakte.
Ik verliet de middelbare school en begon schilderen serieus te nemen. Ik
werkte met krijt of aquarel op goedkoop papier. Mijn onderwerpen waren
landschappen naar de natuur en (zelf) portretten veelal van foto's. Ik
voelde me opgelucht over het ontbreken van toezicht en was nogal
geheimzinnig over mijn creatieve inspanningen.
In de zomer zijn we met de hele familie met de auto op reis gegaan naar
Oostenrijk waar we logeerden op een boerderij ergens verdwaald in het
hooggebergte [aquarel 606029-31].
In September begon ik met mijn studie Wis- en Natuurkunde met vakken als
integraalrekenen, chemie, mechanica, atoomfysica, electriciteitsleer en
enkele vakken in voorbereiding voor verdere studie zoals algemene geologie
en cristallografie. Met dit pakket had ik maar een medestudent die ook
geologie en cristallografie deed, maar hij (Gerard Germs) legde zich later
toe op paleontologie.
Ik werd lid van studentenvereniging Vindicat met een zware ontgroening
waarbij ik kaal geschoren was, maar ik overleefde gemakkelijk. Gedurende de
ontgroening heb ik ontzettend veel geleerd over menselijke relaties en ik
ben dankbaar dit te hebben meegemaakt. Een en ander werd wel gestimuleerd
door mijn vader die als arme werkstudent in de dertiger jaren aan de
Amsterdamse universiteit zich uitgesloten had gevoeld gedurende zijn
studietijd.
1961
Overwinning voor Aegir op de Bosbaan Amsterdam. Bij de finish waar
we het Nederlands nationaal kampioenschap wonnen van de klasse lichte-acht.
Ik ben zittende 3d plaats vanaf de voorzijde, de 4e ligt achteruit naar mij
toe.
Ik woog 64 kg, dat is 141 lbs, en dat voor mijn brede schouders en een
lengte van 182 cm. Heel voordelig voor een lichte acht.
Het studentenleven beviel me goed, de vrijheid die het verschafte stond in schril
contrast met de discipline waaronder ik de RijksHBS had moeten doorlopen. Ik had me
aangesloten bij de roeivereniging Aegir en in het voorjaar werden we zo goed met onze
lichte acht combinatie dat we iedereen te snel af waren en steeds maar wonnen. Zodoende
heb ik nog een paar medailles, waarvan een voor de nationale kampioenschappen.
Ik bleef aquarelleren naar de natuur, veel
in de stijl van mijn 'oom' Cees Bolding. Ik deed dit zo overtuigend dat mijn
familie het verschil niet zag en jarenlang hadden ze werken van Bolding bij
mijn ouders thuis aan mij toegeschreven. Ik experimenteerde in diverse
stijlen en diverse technieken, en met het maken van mijn eigen verven met
pigmenten en eigeel uit mijn moeders koelkast , wat een medium is van
eitempera. Max Doerners boek 'Malmaterial und seine verwendung im bilde' was
de basis van mijn technische kennis. Ik maakte ook een goed zelfportret in
zwart krijt op groen papier in de stijl van Paul Citroen.
Tijdens de zomer gingen we met de hele familie naar Italië en in gezelschap
van mijn vader bezochten we Florence. In de maanden tevoren had ik kunst en
architectuur van Florence in heel wat diepte bestudeerd. Aan de Universiteit
volgde ik colleges kunstgeschiedenis op de 19e eeuwse romantiek: Gericault,
Casper David Friedrich enz.
In deze tijd maakte de regering zich zorgen over een mogelijke oorlog met
kernwapens en werden instructies voor de bescherming van de bevolking
verspreid, waarvan hier een bladzijde uit de officiele folder:
[61 bescherming bevolking]
1962
Mijn studie in de wis- en natuurkunde ging op normale wijze.
In juni deed ik mee aan een eerste oefening in geologisch veldwerk, samen met
studenten uit Leiden. De oefening behelsde een kartering van een geologisch al
bekend gebied in de Belgische Ardennen.
1962 Corcubion Galicie
[62 Corcubion - vrienden]
Picknick met onze vrienden jong en oud. Dit waren republikeinen en onder
het Franco regime moest een professor in leven zien te blijven met een
prive garage omdat ze van de ubiversiteit werden uitgesloten
We dronken grote glazen cognac en hadden wel veel
plezier. Ik zelf 2de van links staand en Kees Woensdrecht 4de.
Dit jaar wilde ik in de zomerperiode in Spanje beginnen met geologisch
veldwerk en ik had ter voorbereiding daarop klassen in de Spaanse taal
gevolgd. Ik had genoten van deze klassen in het gezelschap van al die mooie
meisjes die de neiging hebben om populaire talen te studeren. Ik moet echter
zijn afgeleid wat betreft mijn studie van de Spaanse taal, want toen ik een
treinkaartje moest kopen bij een loket van de Spaanse spoorwegen in San
Sebastian, konden ze niet begrijpen wat ik zei bij het loket. Eerlijk gezegd
moest ik haastig op zoek naar een van de meisjes met wie ik van Parijs naar
San Sebastian reisde om dat kaartje voor me te kopen. Gelukkig was ik daarna
op weg naar La Coruna, Galicië.
Ik ging werken als assistent van een geoloog die veldonderzoek deed in
Galicië voor een proefschrift over migmatieten en andere
stollingsgesteenten. Kees Woensdrecht, de geoloog, deed zijn werk onder
begeleiding van prof. Den Tex van de Universiteit Leiden.
Deze specialisatie in de geologie is voor mij altijd een beetje een mysterie
geweest, de verschillende soorten stollingsgesteenten, waarvan je de
samenstelling in het veld kon achterhalen door de kristallen met een loep te
onderzoeken, werden theoretisch uitgelegd met ingewikkelde diagrammen van
temperatuur en druk . Zo'n magma verandert tijdens het stollen voortdurend
van samenstelling omdat bepaalde mineralen eerder kristalliseren en dan
zinken, waardoor het resterende magma een heel andere samenstelling
aanneemt. Deze processen, die op kilometers diepte hadden plaatsgevonden,
lieten door erosie een gedifferentieerd patroon achter in de rotsen die nu
aan de oppervlakte liggen. Het onderzoek van al die logische relaties tussen
het ene graniet en het volgende dioriet! Dit was niet mijn vak, mijn
toekomst lag in de sedimentologie.
Voor een maand of twee waren we gevestigd in Corcubion en liepen we elke dag
uren over smalle ommuurde wegen om bij het studiegebied te komen, hoewel ik
me herinner dat we één op de drie dagen niet het veld op konden vanwege
regenachtig weer. Een heel ander klimaat vergeleken met het andere Spanje.
Naast werk hadden we een interessant sociaal leven. Dit was Galicië, net
voor de introductie van televisie. In de cafés zaten nog mannen met een
gitaar om verveling te verdrijven en als vreemdeling werd je meteen
geaccepteerd, al mocht je nooit voor je consumptie betalen, want dat ging
hun eer te boven. Trouwens, voor een peseta had je twee glaasjes wijn.
Zondagen hadden we meriendas op het strand bij Corcubion met het gezin van
een garagehouder, die zijn baan als universiteitsprofessor was kwijtgeraakt
omdat hij niet aan de kant van Franco had gestreden. Van de maaltijden bij
mensen thuis herinner ik me dat we altijd te veel wijn dronken, omdat ik
niet wist dat ik mijn glas vol moest laten en daarom werd ik er keer op keer
aan toegevoegd, en dan bij de koffie nog een cognacglas tot aan de rand vol.
Na het afronden van de klus in Galicië ging ik op vakantie om de metropolen
van Spanje te ontdekken. Reizend met een minimaal budget nam ik om
middernacht de trein die stopte bij alle, ook de kleinste stations om 's
morgens vroeg in de volgende stad van mijn interesse aan te komen. Op deze
manier vermeed ik de kosten van onderdak, slapen in de wagens van de 3e klas
die vol waren met jonge soldaten. De stemming was vriendelijk en je kon
slapen op de houten banken, op de vloer, in de bagagerekken, waar je maar
wilde, alleen oppassen voor de lekken in het dak in geval van regen. Ik kon
mijn rugzak onbeheerd achterlaten zonder angst voor diefstal. In de vroege
ochtend verkochten ze cafe con leche in grote kommen, die uit twee kannen
tegelijk werden volgeschonken, een met koffie en de ander met melk.
Zo ging ik naar steden als Santiago, Leon, Burgos, Zaragoza, Madrid,
Valencia, Sevilla, Granada waar ik de bezienswaardigheden en de arena's
opzocht. Ik hield van de stierengevechten, gezien vanaf de goedkopere banken
hoog in de arena. Spanje bleek overweldigend te zijn. Mensen met passie en
menselijke interesse waarvan ik niet wist dat het mogelijk was. Het was echt
een culturele schok om hier als Nederlander te zijn. Het was het leven onder
het regime van Franco, maar ik moet toegeven dat ik als buitenlander niets
bijzonders meegemaakt heb.
1963
Mijn
vader, directeur van de Sociale Dienst in Groningen, in zijn werkkamer op de
bovenste verdieping van het kantoor. Schilderij [ref. 643002] van Jan van
Eden aan de muur. Verder hingen er op zijn kamer werken van Groningse
kunstenaars die in die tijd aagekocht werden binnen de ruimhartige BKR
(Beeldende Kunstenaars Regeling) waarmee hij deelnam binnen de selectie
commissie.
Met
Nel Tjong Ayong op een boot in Friesland gedurende het jaarlijkse feest van
de Groningse vrouwen studenten vereniging Magna Pete. Zij was een zus van de
bovengenoemde Carry-Ann uit een van de heel weinige Surinaamse
families die toen in Nederland waren.
We hadden een heel goede tijd samen, maar ik heb haar
na mijn studiejaren niet meer gezien.
In mei geologische excursie in Frankrijk, bekken van Parijs.
In juli stratigrafische en tectonische kartering in Asturias (Spanje) voor
prof. de Sitter ( Universiteit Leiden). Samen met mijn studiegenoot Gerard
Germs.We kampeerden bij het dorp Pedrosa del Rey, dichtbij Riaño. Ik heb nog een aquarel van de romaanse brug.
Dit jaar had ik mijn eigen
vervoer, een Puch motorfiets. Ik reed terug naar Nederland over Frankfurt, Duitsland, waar
ik Ursula Sasz opzocht die ik de vorige zomer in Galicie was tegengekomen, waar ze toen
met haar ouders op vakantie was. Zij was heel mooi, bikkelhard, soms ijskoud, wel wat
jonger dan ik en we waren innig verliefd op elkaar, we schreven heel wat brieven, maar de
geografische afstand bleek te groot en er kwam verder niets van. Haar vader had een
pleister op de plaats waar zijn linker oog had gezeten, zo uit een tekening van George
Gross weggelopen. Ze hadden een prachtig huis dichtbij het Schwarzwald, waar we excursies
maakten met haar moeder, die jeugdig en ook heel mooi was, zij zag mij wel zitten. Ik
schonk haar een inktekening die ze zeer apprecieerde. De Bundesrepubliek maakte al wel een
rijke indruk op mij, dat was kennelijk het Wirtshaftswunder waar je over las in de krant.
Waar ik kon, bezocht ik de musea, Basel, Bern, Munchen, Keulen, Frankfurt e.a.
Dit jaar deed ik mijn candidaats in de wis-en natuurkunde met bijvak geologie. Normaal
gesproken krijg je je bul in een ceremoniele bijeenkomst, maar ik moest een heus examen
doen. Ik was al twee keer gezakt voor mijn tentamen electriciteitsleer van
prof. De Waard, en mijn nogal nuchtere professor in de geologie Kuenen kwam met het idee
om het kandidaatsexamen aan te vragen, dus zonder het betreffende tentamen. Zodoende was
mijn examen niet alleen een formaliteit. Na het mondelinge verhoor, waar ik alweer niet
voldoende kennis bleek te hebben, lieten ze mij anderhalf uur buiten op de gang wachten,
maar uiteindelijk kreeg ik mijn diploma op de basis van goede resultaten voor andere
natuurkunde vakken zoals mechanicaen nucleaire theorie. Mijn hele
studie was een rommeltje, mijn eerste tentamen, scheikunde, ging helemaal mis omdat ze
voor het schriftelijke tentamen, n.b. met alle studenten van de faculteit tegelijk, de
wandkaart met elementen, die er altijd hing, hadden verwijderd. Ik was toen nog in de
veronderstelling dat de universiteit begrip vroeg en geen uit het hoofd geleerde kennis,
enfin die kaart kende ik niet uit mijn hoofd. Voor mijn mondelinge geologie tentamen liet
Prof. Kuenen mij ook terugkomen, vanwege foute antwoorden op drie vragen (dingen zoals
in welke geologische periode kwamen de eerste vissen voor?). Later bleek dat
ik wel goed geantwoord had maar dat de professor het zelf niet wist. Maar Kuenen deerde
dat soort zaken niet, toen ik wederom nog beter voorbereid terugkwam, stelde hij helemaal
geen vragen en hadden we alleen een geanimeerd gesprek. Prof. Kuenen was trouwens wel de
enige man met geniale trekken die ik op de Rijksuniversiteiten heb ontmoet en mijn
voorbeeld van wat een professor eigenlijk zou moeten zijn. Ook internationaal bleek hij
een grote naam te hebben, met zijn theorieen over diepzee afzettingen en
turbidieten waarvan hij de oorsprong had vastgesteld, dwong hij overal waar ik
ging in de wereld van de geologie, respect af. Voor de geletterden onder u, dit is
trouwens ook de professor waartegen de geograaf Willem Frederik Hermans zo tekeer gaat in
het boek Onder professoren, tegen zo veel wetenschappelijke originaliteit kon
Hermans kennelijk niet op. Prof. Kuenen weigerde doctoraal studenten, omdat hij te druk
bezig was met zijn eigen research en om verder te gaan in de richting geologie moest ik
naar Leiden. Het werd geophysica en sedimentology. De professoren waren minder brilliant,
maar ze hadden wel een praktisch studieprogramma.
In de kunst begon ik een eigen stijl te vinden, ik was nu geheel gericht op de
menselijke figuur. Sommige imaginaire portretten in aquarel en pastel behoren tot het
beste wat ik ooit gemaakt heb [636002].
1964
Oude Hoefstraat, Leiden - mijn studenten kamer en atelier
Ik had nu een studentenkamer in Leiden, aan de Oude Hoefstraat. Zaterdag en zondag
reserveerde ik voor het schilderen, ik rolde het versleten tapijt op en had zo een
tijdelijk atelier. Ik werkte in en expressionistische stijl met grote gebaren waarbij de
klodders verf door de kamer vlogen. In het weekeinde at ik niet omdat de mensa gesloten
was en een restaurant te duur. Mijn hospita had dat al gauw in de gaten en gaf mij meestal
iets van wat er overbleef aan haar eigen welgevulde tafel. Er was geen tekort aan geld,
maar eerder een kwestie van keuzes in de besteding, ik kocht olieverf en andere
materialen, ook ging ik vaak naar de bioscoop in alle steden van de randstad. Dit was de
tijd van de Franse Nouvelle Vague en dan was er nog een hele filmhistory die ik nog zien
moest. Ik zag soms wel drie films op een dag. Ik was lid van de Leidse studenten filmclub,
waar we bijv. films van Bunuel zagen, die (je houd het niet voor mogelijk) goeddeels niet
vertoont mochten worden in de openbare bioscoop, omdat ze aanstootgevend waren voor het
Katholieke volksdeel en, denk ik, omdat Bunuel tenslotte communistische sympathieen had.
Toen ze Lage dor aan de studenten lieten zien, bleek niemand te begrijpen waar
het over ging. Ook waren er films uit Oost Duitsland over de oprichting van de Berlijnse
Muur e.d. die nooit publiekelijk vertoont werden, vanwege het gevaar dat ze begrip zouden
kunnen kweken voor een systeem dat niet het onze was. Enfin veel vrijheid is er nooit
geweest in ons decadente, zelfingenomen landje.
Retrospective exhibition of work on paper
by Antonio Saura, organised by Eddy de Wilde in the Stedelijk Museum of
Amsterdam. Saura maakte een diepe indruk en had veel invloed op mijn weerkwijze/
Start of my fieldwork in the Spanish Pyrenees.
1965
Self, 1965
Mei 1965 geologische excursie Zuid Engeland en Wales
Gedurende de zomer werkte ik mee aan een gravimetrische survey in het Cantabrisch
gebergte als voorbereiding van mijn MSc thesis geophysica. Veldwerk in de dalen
van de Rio Esla en Rio Cea. We verbleven in de buurt van Riaño (León),
waar in die tijd nog geen stuwmeer was.
Meer kartering in de Spaanse Pyreneeen. Vriendschappelijke relatie met Pepa
Santolaria.
Die winter werkte ik aan de berekeningen voor de gravimetrische survey, elke middag
zwengelde ik aan de rekenmachine, die toendertijd nog met de hand werd bedient.
Beatrijs
(my sister) in 1965, in front of a Vietnam poster.
1966
Eerste verdiensten uit een studenten bijbaan.
This year I got my first part-time job, I worked for Shell oil company on a
litterature search, collecting data on grain sorting and rounding related to
porosity and permeability in a variety of sedimentary environments. First real money spent on a
visit to a prostitute in Amsterdam.
Excursie Hydrogeologie met prof Voute in Duitsland, ik ontsnapte het
gezelschap voor een dag om het museum in Keulen te bezoeken.
Veldwerk in de Spaanse Pyreneeen en een reis door Marocco op mijn motorfiets. Was dit het
jaar dat ik de grote overzichtstentoonstelling van Picasso in Parijs zag? I do
remember a trip to Paris with my friend Peter Pieters travelling in his Fiat 500
1967
Deze zomer mijn laatste veldwerk in de Pyreneeen.
I submitted my thesis on the Eocene of the Spanish Pyrenees in September [[publicado en Geologie en Mijnbouw en 1970].
Doctoraal aan de Faculteit Wis- en
Natuurkunde van de Universiteit te Leiden op 12 december 1967.
Ergens halverwege dit jaar had prof Voute een belangrijk voorstel voor
mij in verband met een hydrologisch project in Algerije, waarvan hij de
volledige verantwoordelijkheid zou hebben. Dit was een definitief aanbod aan
mij voor werk in Algerije, dat ik accepteerde. Volgens Voute was het vast
besloten, maar er moest nog, voor de formaliteit, een administratieve
goedkeuring komen van de Rijks Psychologische Dienst. Het onderzoek had
plaats in Utrecht en tot onze verbazing werd mijn candidatuur af gewezen. De
negatieve uitslag befreemde mij volledig en hoewel het negatieve advies van
de dienst definitief was, ben ik wederom in Utrecht geweest om uit te vinden
wat de bezwaren van de Dienst waren. Ik werd ontvangen door een bizonder
aardige jeugdige psychologe die zei dat ze, als belangrijkste argument tegen
mij, verwachten dat ik me niet zou kunnen aanpassen in het buitenland. Uit
het gesprek bleek dat zij geen benul had van wat een geoloog deed en wat de
job inhield. Curieus genoeg had dezelfde Rijks Psychologische Dienst in
Utrecht mij in het jaar 1960 een beroepskeuze advies gegeven met de
belangrijkste conclusie dat ik een studie moest kiezen waarmee ik buiten
Nederland kon gaan werken. Het is duidelijk dat het onderzoek niet geweest
was naar mijn qualiteiten als een geoloog, maar puur de realiteit dat ik op
een lijst stond van de binnenlandse veiligheidsdienst als iemand met linkse
politieke opvattingen en dit project in Algerije was binnen een
internationaal samenwerkingsverband met de World Bank waarvoor ze
waarschijnlijk een politiek meer plooibare candidaat zochten. Het was
tenslotte de tijd van de Koude Oorlog.
Op 28 sept 1967 had ik een interview met Anglo American Corp. in London voor een job in
Southwest Africa (Namibia) met hun diamant exploratie. Een paar weken later kreeg ik een aanbod voor
een veel interessantere baan in een Research afdeling van Roan Selection Trust voor de
Zambiaanse Copperbelt. Ik accepteerde deze laatste nog voordat ik afgestudeerd was, want
na mijn examen zou ik meteen opgeroepen worden voor de militaire dienst en het plan was om
dan veilig in Africa te zitten. Dit was de tijd van de Vietnam oorlog en mijn
sentiment was nogal anti. Ik had mij indertijd op mijn 17de jaar enthusiast laten
inschrijven voor de officieren opleiding van het Corps Mariniers, maar nu leek het me een
beetje overdreven om daar drie(!) jaar aan te besteden.
Zo gezegd , zo gedaan. Dat najaar zei ik vaarwel aan Nederland om op een contract van
drie jaar naar Zambia te gaan. Tot mijn 35ste, zou ik alleen korte bezoeken
aan Nederland kunnen brengen, en verdomd elke keer als ik de Nederlandse grens overkwam
lag er binnen twee dagen een oproep van de mariniers op de versleten kokosmat van mijn
ouderlijk huis die mij vermaande om mij oogenblikkelijk te melden.
De
dag na mijn Doctoraal examen stapte ik op een vliegtuig naar Madrid
waar ik afscheid nam van Pepa, daarna vloog ik via
Rome en Nairobi, naar Lusaka, de hoofdstad van Zambia, en van daar naar
Kitwe , waar ik opgewacht werd door een collega van de
Research afdeling van Roan Selection Trust.om met de auto verder te gaan
naar Kalulushi. De eerste kennismaking met Zambia was voor mij een
verrassing, in contrast met mijn romantische voorstelling die ik van Afrika
had bleek Kitwe een wat saaie heel moderne stad.
Graduated from the Faculty of Mathematics and Physics of the University of
Leiden on 12 December, 1967.
Diplomas 1960 - 1967
In mei 1968 was de opstand in Parijs die de levens van generaties
veranderde te ver weg om me in deze periode van mijn leven zorgen te baren.
1968
Het leven in Zambia was heel aangenaam. Ik begon een onderzoeksproject op
Mufulira Copper Mine, naar de sedimentologie van de ertslichamen, dat
uiteindelijk werd gepubliceerd in het gerenommeerde 'Economic Geology'.
Jaren later, werkend in Brazilie, hoorde ik van collegas dat ze mijn studie
gebruikten in het onderwijs (in Canada) vawege de bruikbare technieken
in relatie tot ertsafzettingen in sedimentologische gesteenten. Er bleek
weinig gepubliceerd te zij op dit terrein.
Korte reis naar Zuid-Afrika met Mike Dawes die daarheen moest om zijn vrouw
Jean te ontmoeten, die per boot vanuit het UK aankwam. Ik ontmoette Gerard
Germs en zijn vrouw Ansje Kloppenburg die in Kaapstad woonden. Gerard Germs
was paleontoloog uit hetzelfde studiejaar als ik aan de Rijksuniversiteit
Groningen, die een baan had gevonden bij de Geological Survey of South
Africa.
Tijdens dit jaar in Kalulushi hadden we een goeie tijd met mijn vriend
Mike Dawes waarmee ik bijna elke film in de bioscoop van Kitwe zag, hij was
een specialist in B-films, meestal opgeblazen versies van 16 mm-materiaal,
en hij wist elke acteur bij naam. Weekenden die mensen op de golfclub
doorbrachten, terwijl ik mezelf opsloot om verder te gaan met schilderen.
Soms hadden we feestjes met zwarte meisjes uit Zuid-Afrika, vluchtelingen
van het apartheidsregime. Met één van de meisje was
ik best intiem, maar het kwam nooit verder dan kussen. Ze had stevige,
puntige tieten en een fijn gevormd gezicht, heel donker, met enorme,
lichtpaarse lippen. Ik zal haar knuffels en kusjes nooit vergeten en ik hou
daarom nog steeds van heel Afrika. Over het algemeen waren de meisjes van
Zambia het niet waard om naar te kijken. Soms namen we met een Italiaanse
vriend een paar hoeren mee naar huis, maar ze waren niet aantrekkelijk met
hun goedkope make-up. In dit deel van de wereld moest je voor alles wat de
moeite waard was naar Katanga in Congo. Bij het oversteken van de grens
moest je je mentaal aanpassen. In Zambia mag je niet betrapt worden op het
aanbieden van iets aan de geüniformeerde douanebeambte, vanwege hun goede
Britse opvoeding waren ze (in die vroege onafhankelijkheidsdagen) niet te
corrumperen.
Aan de Zaïrese kant trof je een stel ongeregelden aan met
iemand die het bevel voerde, geen uniform in zicht, die je paspoort
inspecteerden om de bankbiljetten te halen die je tussen de pagina's moest
achterlaten. Op weg naar Lubumbashi werden we verschillende keren
tegengehouden door halfuniforme militaire, automatische geweren over hun
schouders, die onze Morris Mini inspecteerden op alles wat nuttig was. Nu
wilde één van hen mijn Rayban-zonnebril, maar nadat
hij hem in het Frans had bepraat en tegen hem had gelogen dat ze waren
voorgeschreven, hield hij op en nam een paar blikjes Zambiaans bier die
hij op de vloer van onze auto zag liggen. Het waren geweldige jongens die
Zairese, maar keer op keer moest je ze ervan overtuigen dat je hun beste
vriend was en al je charme gebruiken. Het verschil in houding was
opmerkelijk, de Zaïrezen hielden hun hoofd hoog en plaatsten zich nooit in
een ondergeschikte positie, terwijl het in Zambia de ja-bwana-houding was,
en het laat zien dat de Britten, waar ze ook gaan, een slaafse houding
achterlaten bij het volk in hun kolonieen. Lubumbashi was swinging, vooral
's nachts. Het was omgebouwd tot één groot bordeel waar alle rassen gemengd
waren. We brachten de avond door met bier drinken en dansen. Uiteindelijk
vertrokken ik en mijn vriend in gezelschap van twee leuke meisjes naar het
hotel.
Dit jaar had ik contacten met een groep vluchtelingen van de
Zuid-Afrikaanse verzetsorganisatie ANC.
Cris Hani
[PDF-anarchisten pagina 28] had Zuid-Afrika in 1963 verlaten voor de
Sovjet-Unie en keerde in 1967 terug naar Zambia, vanwaar hij een actieve rol
speelde in de Rhodesian bush-oorlog, als politiek commissaris in het
Zimbabwaanse Revolutionaire Volksleger. Hani werd op 10 april 1993, enkele
maanden voor de verkiezingen van 1994, in Zuid-Afrika vermoord.
Theoretisch gezien had ik hem misschien op een van onze feestbijeenkomsten
ontmoet, maar natuurlijk was ik meer geïnteresseerd in de ANC-meisjes en had
ik geen idee van hun activiteiten in Rhodesië.
Ik was intiem met één meisje in het bijzonder en ik herinner me haar warme,
weelderige lippen nog levendig.
Ik herinner me onze gesprekken tussen geologen van Roan Selection Trust
waarin we grappen maakten en neerbuigende opmerkingen maakten over het
bestaan van Russische veldkampen van zogenaamde
ontwikkelingshulpprojecten, omringd door hekken. We dachten dat ze zichzelf
beschermden tegen de overvloedige wilde dieren van de Zambiaanse bush. Maar
recentelijk de geschiedenis van Zuid-Afrika bestuderen en lezen over de
aanwezigheid van Cris Hani (aangekomen uit Moskou) en zijn gewapende strijd
tegen Zuid-Rhodesia van Ian Smith. Het lijdt geen twijfel dat dit
trainingskampen waren voor de verzetsstrijders van het ANC.
Nederlandse
ontwikkelingshulp in Zambia
1969
Certificate of marriage
Huwde Pepa Santolaria tijdens een korte ceremonie in het gemeentehuis van
Kalulushi, Zambia op 20 juli 1969. Ze was met een doorreisvisum naar Zambia
gekomen voor een dag, maar na haar huwelijk mocht ze blijven. Toen we die
ochtend op de afgesproken tijd met onze getuigen bij het gemeentehuis
kwamen, was de secretaris niet aanwezig en kende niemand zijn schema. Ik had
een dag vrij genomen, maar zonder tijd te verspillen ging ik weer aan het
werk, de getuigen gingen naar huis en Pepa ging door met het schoonmaken van
mijn huis. Ik controleerde om de paar uur en 's middags vond ik de
dienstdoende secretaris. Pepa deed haar schort uit en we renden naar binnen
met de getuigen, Sheila en Jean, de echtgenotes van goede vrienden. Dit was
het eerste burgerlijke huwelijk in Kalulushi, gewoonlijk huwden mensen onder
stamrecht, maar niet behorend tot een stam, wat kun je doen ... De
secretaris stelde voor dat we het grootste deel van de ceremonie zouden
overslaan, hij zou gewoon de papieren doen.
In plaats van trouw te zweren op de bijbel, gebruikten we een tijdschrift
van de Readers Digest. We zaten daar op zijn bureau de namen en
geboorteplaatsen, van ons en onze getuigen, uit te spellen. Hij schreef met
moeite, omdat Engels niet zijn moedertaal was, maar toch was het schrijven
binnen een uur klaar. We stonden buiten het bescheiden stadhuis, een kleine
menigte van voornamelijk echtgenotes en kinderen van collega's omhelsden en
kusten het pas getrouwde stel, toen de secretaresse van mijn bedrijf naar
het document keek dat de ambtenaar ijverig had opgesteld, ontdekte ze dat we
een jachtvergunning hadden in plaats van de huwelijksakte. Geen probleem,
opnieuw gingen we met onze getuigen het kantoor binnen en de
gemeentesecretaris vulde geduldig het juiste certificaat in, dat een
soortgelijk grijs stuk papier was. Toen we weggingen troffen we onze Morris
Mini aan, met een slinger lege blikken vastgebonden, zoals het voor sommige
Britten gebruikelijk is, zo reden we een paar straten naar ons huis waarna
we deze slinger haastig ongedaan maakten. We aten bij de Binda's, mijn
Italiaanse vrienden en sliepen die avond thuis. We vertrokken de volgende
ochtend op huwelijksreis in onze Morris Mini 850. De reis ging door Zambia,
Rhodesia [nu Zimbabwe], Mozambique en terug naar Kalulushi door Malawi.
1970
In the month of May and June we made the following trip
Travels from Zambia to Burundi,
Rwanda, Uganda, Kenya and Tanzania.
Publication: A reconnaissance of deltaic environment in the Middle Eocene of the
South-Central Pyrenees, Spain: Geologie en Mijnbouw, v.49 (2), p. 145-157.
Dit jaar werkte ik aan geofysische
onderzoeken, voornamelijk "geïnduceerde polarisatie" in het oosten van
Zambia (Dongwe Camp), niet ver van de Angolese grens. Aan het begin van het
droge seizoen stuurden we iemand, meestal een vrijwillige geoloog, om
daarheen te gaan met een paar Landrovers om een dambo (open plekken in de
bush) schoon te maken voor gebruik als landingsbaan. Vanaf Kalulushi was het
een paar uur vliegen in een enkele propeller Cessna. Wanneer Pepa op bezoek
kwam, deed de piloot zijn best om indruk te maken door laag over kuddes
olifanten te vliegen die met hun slurf omhoog en met hun oren zwaaiend
dekking zochten.
Ik werkte voor periodes van 2 of 3 weken zonder
onderbreking vanuit veldkampen. Een van deze kampen langs de Dongwe-rivier,
met rondom onbewoonde en ongerepte natuur met een verscheidenheid aan
antilopen en soms een eenzame olifant, om maar iets te noemen van de
uitgebreide lijst soorten die je kon observeren en die we allemaal als
vanzelfsprekend beschouwden zonder er enige aandacht aan te schenken. Ik was
daar samen met Gijs Niemeyer een in Kenya geboren Europeaan en 50 zwarte
arbeiders. In het kamp, dat bestond uit een paar tenten en een veldkeuken,
hadden we daar als ornament een olifantenschedel staan. Toen we op een dag
terugkwamen van een klus in onze Landrover reden we over een "honey badger"
heen en lieten hem voor dood achter, maar de zwarte werkers achterin wilden
hem meenemen om te eten, dus slingerden we hem aan zijn staart op de
achterbak van de landrover tussen hen en reden door naar ons kamp. Rijden
door de bush in Zambia was gemakkelijk, je kon overal komen waar je een
ongebaand pad kon kiezen tussen de ver uit elkaar geplaatste bomen en het
schaarse kreupelhout. Na een tijdje, zeg 20 minuten, was er paniek achter in
de vrachtwagen, waarbij de mannen eruit sprongen. De honey badger was weer
tot leven gekomen en deze dieren zijn bekend als de meest furieuse van de
Zambiaanse bush, het is bekend dat ze een buffel kunnen doden, door tegen
een achterpoot op te klimmen tot aan zijn scrotum en dat is het einde van de
buffel. Natuurlijk zou het geen grote dieren aanvallen, maar in het nauw
gedreven zal het zichzelf verdedigen. Het heeft een dikke huid om te
beschermen tegen steken tijdens zijn favoriete maaltijd aan een bijenkorf,
klauwen op de voorpoten om in een boom te klimmen en akelige scherpe tanden.
Het is een onverschrokken dier en zijn verdediging is zijn gepantserde huid.
Rijd er overheen met een wiel van de Landrover en hij overleeft. Om door te
gaan met mijn verhaal, onze arbeiders zochten een paar boomtakken om het
dier te immobiliseren en bij aankomst op de camping slaagden we erin het in
een gesloten houten kist te doen. Mijn collega, Gijs Niemeijer, die op een
boerderij in Kenia is opgegroeid en alles wist van het omgaan met dieren,
begon ons wilde huisdier te domesticeren. Vanaf nu noemden we hem Camboli,
de naam die onze zwarte assistenten het gaven. In het begin gromde Camboli
alleen maar naar ons met ontblote tanden en konden we van een veilige
afstand wat eten gooien, maar de dagen gingen voorbij en Camboli raakte meer
vertrouwd met ons. Met verleiding, beloning en bestraffing met af en toe een
harde tik leerden we Camboli op een gecontroleerde manier het eten uit onze
hand te nemen. Na een paar weken kon Camboli uit de kist worden gelaten en
liep hij vrij rond in de open veldkeuken. Het dier respecteerde ons volledig
en als je het hem toestond, omhelsde hij, staande op zijn achterpoten, de
kuiten van onze benen en keek ons aan met zijn kleine gitzwarte ogen die
om onze aandacht en voedsel “smeekten”. Terwijl we met hem speelden, legden
we een half gekookt ei op een stuk hout, horizontaal op twee verticale
steunen, en Camboli klom dan omhoog langs de verticale paal en hangend aan
de horizontale balk bewoog hij zich naar het ei, gooide het op de grond en
liet zichzelf vallen om er op de grond van te eten. In een bakje met water
ging hij graag rechtop zitten als een baby op zijn achterwerk en met zijn
klauwen water naar boven gooien om zich te wassen. Overdag zagen we hem
niet, maar elke dag op een vast tijdstip tijdens de schemering kwam hij ons
opzoeken. De paar keer dat Pepa ons kamp bezocht, zat ze op de keukentafel
wnneer Camboli op bezoek was, omdat ze hem niet vertrouwde. Buiten de keuken
moest je voorzichtig zijn, want hij maakte een sissend geluid als we elkaar
in het open veld ontmoetten. Zijn gedrag werd bepaald door de omgeving van
de keuken en daarbuiten was het een wild en gevaarlijk dier. Geeft niet,
Camboli, we hielden van je en we zullen je nooit vergeten.
Camboli
1971
Op terugreis naar Europa maken we korte bezoeken aan Kameroen, Ghana,
Ivoorkust, Sierra Leone, Nigeria, Canarische eilanden, de Spaanse Sahara en
Marokko [januari 1971].
Aangekomen in Spanje bleven we een paar dagen in Madrid. Omdat we volgens de
Engelse wet getrouwd waren, hadden we geen familieboekje dat volgens het
Franco-regime vereist was voor de erkenning van ons huwelijk. In het hotel
lieten ze ons in aparte kamers slapen. Op elke verdieping was in het
trappenhuis een bewaker geplaatst. In Huesca verbleven we als getrouwd stel
in het ouderlijk huis van Pepa.
Aangekomen op Schiphol voor een kort verblijf in Nederland, belde ik mijn
vader. Vreemd genoeg struikelde ik over mijn woorden, na zoveel tijd geen
Nederlands te hebben gesproken, en vervolgden we het gesprek in het Engels.
Binnen een dag herstelde ik de spraak in mijn moedertaal, maar niet zonder
een zwaar accent.
We keerden voor een paar maanden terug naar Zambia en bereidden ons voor
op de emigratie naar Zuid-Afrika. Dit land met zijn apartheidsregime was
niet onze eerste keuze. We mikten tevergeefs op Zuid-Amerika en uiteindelijk
kreeg ik een bod van een adviesbureau in Australië, maar voordat we naar
deze nieuwe wereld vertrokken, hadden ze me gezegd om niet te komen vanwege
de crash van de grondstoffenmarkten. Ons plan om naar Zuid-Afrika te
emigreren werd door mijn familie en vrienden in Nederland ontvangen als een
verraad aan mijn eigen revolutionaire ideeën. Mijn zwarte vrienden in
Zambia, de vluchtelingen van het ANC, waren realistischer en vonden geen
bezwaren. Ze wilden graag zelf terug naar hun geboorteland, maar konden het
niet.
Maar de schrijnende
verandering enkele jaren na ons vertrek uit Zambia hebben mij diep geraakt
en wegen zwaar in mijn herinneringen. In 1975, het jaar dat wij voor een
Zuid Afriaans consortium in Angola werkzaam waren, werd de spoorlijn van
Zambia naar Lobito en Benguela geblokkeerd.
Het resultaat was de totale instorting van de Zambiaanse economie en het
werd één van de armste landen in Afrika. Deze
gebeurtenis word gemakkelijk verklaard als een gevolg van de burgeroorlog in
Angola. Maar nergens op internet vind ik een
referentie over de doorslaggevende betrokkenheid van het apartheidsregime
van Zuid Afrika.
_____________________________________________________________________________
Mining in
Zambia-70s&80s
Persoonlijke interpretatie van noodlottige politieke gebeurtenissen
voor Zambia in de zeventiger jaren
_____________________________________________________________________________
1972
30 januari 1972 immigratie in de Republiek South Africa en werkend voor
African Selection Trust, based in Johannesburg. Achteraf wel
interessant om te vermelden dat dit een officiele emigratie vanuit Nederland
was met een subsidie van de Nederlandse regering. Bovenop de volledige
reiskosten kregen we ook 20 kubieke meters voor onze bezittingen. We
gebruikten de meters voor het verschepen van een auto en meubilair, zoals de
Nederlandse eetkamer stoelen met rieten zittingen die Pepa had gekocht en
waarvan we nog 2 in ons huis van Sabayes hebben [in 2021]. We kochten
belastingvrij een MG-B in Engeland, die we zonder invoerrechten mochten
importeren. Je kon in de RSA alleen lokaal geproduceerde autos kopen en
vandaar dat onze auto daar een fortuin waard was. Zelf had ik normaal
gesproken een bedrijfsauto, maar Pepa heeft er een aantal jaren met veel
plezier in gereden, met de hond BiBi op de achterbank. Vóór ons vertrek naar
Angola hebben we de auto verkocht.
31 mei 1972
Debuut-tentoonstelling galerie "De Sfinx", Oudezijdsvoorburgwal, Amsterdam.
De galeriehouder was Jo Lipplaa (de Volkskrant, 13 november 1965). In 1995 opende hij een galerie in Amsterdam en in Den Haag, beide onder de naam Galerie de Sfinx. In deze galeries toonde hij zowel moderne kunst als
exotische kunsten. Lipplaa bezat een collectie exotisch antiek uit Egypte, Arabie, India, Peru, Afghanistan en Israel. Oudezijds Voorburgwal 241. Vanaf 20 augustus 1980 verhuisd de Sfinx naar Bergen (NH), Tuindorpweg 11.
Schandalige beelden, mannelijke en vrouwelijke seks exemplaren, masturberende
priesters, schreeuwende pausen en de begrafenisondernemer. Sterke show,
niets verkocht. Om deze tentoonstelling te krijgen, was mijn zus met
documentatie naar de meeste van de zes galerijen in Amsterdam gegaan en
velen van hen toonden interesse. Ik had aanbiedingen van Krikhaar, Jurka
e.a. Ik kon zelf niet bij de opening zijn, en ik nam de beslissing om niet
verder te exposeren. Lange jaren van creatief worstelen met mezelf volgden
en de productie stapelde zich op zonder ooit te worden getoond.
Publications: (co-author P.L.Binda) Sedimentological evidence on the origin of the
Precambrian Great Conglomerate (Kundulungu Tillite), Zambia: Paleoclim., Paleogeogr.,
Paleoecol., Elsevier, v. 11, p. 152-168.
(co-author P.L.Binda) Scope of stratigraphic and sedimentologic analysis of the Katanga
Sequence, Zambia: Geologie en Mijnbouw, v. 51, p. 321-328.
1973
Op 3 november 1973 begon ik te werken voor de afdeling Geologisch
Onderzoek van Johannesburg Consolidated Investment Company Ltd., in
Randfontein, Transvaal.
Johannesburg. Werk in de Noordkaap, Namibië (vooruitzicht voor uranium van
het Rossing-type).
We hadden nauwe banden met onze buren.
1974
Luanda, Angola. Uranium exploratie voor Johannesburg Consolidated Investment (J.C.I.)
in opdracht van het Portugese gezag, Britse Electricity Board, het Duitse Urangesellshaft
en het Franse Minatom, dit in tegenspraak met de United Nations boycot van de Portugese
kolonie Angola.
Publication:Depositional and diagenetic environment related to sulphide
mineralization, Mufulira, Zambia: ECON. GEOL., v. 69, p. 59-79.
Directeur van het bedrijf in Angola
(voor JCI) was Jacques de Villiers, een bekwame geoloog en een effectieve
leider van ons personeel, we waren goede vrienden.
1975
De eerste helft van het jaar zijn we nog in Luanda, een stad met toenemende
spanning tussen de MPLA, FNLA en UNITA.
We vertrekken 26 juni om het 9e Internationale Sedimentologische Congres in Nice
bij te wonen van 6 tot 13 juli 1975, met de bedoeling om na het congres en een
korte vakantie in Spanje terug te keren naar Angola, maar de gebeurtenissen in
Angola zullen het onmogelijk maken. We vernemen van Pam de Villiers (de vrouw
van Jake de Villiers) als ze ons bezoekt tijdens onze korte vakantie in Spanje,
dat de staf van JCI geëvacueerd was door het leger van Zuid-Afrika en dat onze
privé-bezittingen werden achtergelaten. We zouden nooit meer naar Angola
terugkeren.
De meeste schilderijen waren al in Europa. We verloren enkele dierbare
vrienden die werden gedood aan de zuidgrens in hun strijd tegen de
binnenvallende strijdkrachten van Zuid-Afrika.
wartime Angola [Engelse versie]
In august hervestigd in Johannesburg. Werk in Zimbabwe
In Spanje kopen we een eeuwenoude kelder van de familie Santolaria in Sabayes, waar
we later ons huis zouden bouwen.
1976
Investigation with JCI for uranium in Namibia and in the South African Karroo.
.
1977
Vanaf 9 februari 1977 ben ik begonnen met Mineraçao Sao Jose in Brazilië
(dit was een dochteronderneming van San Joe in de VS). Werkte de eerste
maanden vanuit Rio de Janeiro en verhuisde daarna naar Curitiba. Curitiba
was een goed georganiseerde stad in het zuiden van Brazilië, relatief
welvarend en blank. Desalniettemin maakte de armoede van een klein deel van
de bevolking meer indruk op mij dan in andere streken van Brazilië. Reden
hiervoor was de Europese afkomst van deze straatbewoners. Arme zwarten
lijken meer acceptabel in mijn Nederlandse ogen.
At home in Curitiba [77 Curitiba house 5]
1978
Rio de Janeiro, waar we onder de Pão de Açúcar in Urca woonden. Werkend
door heel Brazilië, voornamelijk in het noordoosten tot in Ceara, waar we
een basis hadden in Camocim.
Mijn ouders kwamen ons bezoeken en we maakten een
toeristische reis naar Paraguai, Bolivia
en Peru, met de voor de hand liggende bezienswaardigheden bij de
watervallen van Iguacu, La Paz, het Tititacameer, Macho Picho, Iguaçu, La
Paz, Machu Pichu, het Titikakameer, Cusco en Lima.
About
to cross a river in Parana, while on the job [78brasil1]
© Photo C van Eden
Publication: Stratiform copper and zinc mineralization in the
Cretaceous of Angola: ECON. GEOL., v. 73, p. 1154-1161.
Aan het einde van het jaar wilde mijn werkgever San Joe Minerals mij naar
de Verenigde Staten verhuizen, maar Pepa en ik bleven liever wat langer in
Brazilië en we accepteerden een contract van twee jaar met Billiton.
1979
Korte reis naar Nederland tijdens de kerstperiode.
Begon te werken voor Billiton (toen een dochteronderneming van Shell
Petroleum Company of the Netherlands) en gevestigd in Salvador, Bahia. Het
project waar ik aan werkte lag dicht bij de Boquira lead (PbO) mijn en we
woonden in het dorp Oliveiros dos Brejinhos.
Mijn vaste medewerkers en tijdelijke arbeiders werkten onder slechte
condities, zo werden de sociale rechten niet afgedragen terwijl dit onder de
wet wel verplicht was. Mijn klachten hierover aan de directie brachten geen
verbetering en werden afgewezen met de redenering dat eventuele
aanspraken voor de rechter goedkoper zouden worden afgedaan. De Nederlandse
directie verschool zich achter het argument dat 51% van de company in handen
van de Brazilianen was.
Schilderij 'Vrouw op barkruk' op onvoorbereid katoen. Een breekpunt in
mijn ontwikkeling naar een meer persoonlijke stijl [ref. 792501]
1980
Afwikkeling van het project in Oliveira dos Brejinhos, met kernboring van
de belangrijkste structuur. Het resultaat was volledig door mij voorspeld,
maar zoals voorzien was er geen mogelijkheid voor een economische afzetting.
Het project dat zich jarenlang had voortgesleept zonder een goede synthese
werd nu afgesloten, ook een belangrijk resultaat. Een collega van mij,
Sergio Maraschin, presenteerde mijn rapport in 1981 (na mijn vertrek) op de
jaarlijkse internationale bijeenkomst binnen het Billiton/Shell bedrijf.
Doorbraak in stijlontwikkeling, schilderij 'Yellow executive' [ref. 802501]
Laatste dag van het jaar in Brazilië doorgebracht in Copacabana (Rio de
Janeiro}. Wat een oudejaarsavond! met de miljoenen kaarsjes op de stranden
en het vallende vuurwerk vanaf de hoogbouw langs de hele boulevard. Een
belefenis.
1981
Terug in Nederland en nadat we de militaire dienstplicht hadden bereikt,
besloten we om het als kunstenaar eens te proberen. We trokken bij mijn
ouders in in hun ruime villa in Vaassen en maakten gebruik van de Sociale
Werkloosheidsdienst. Maar we hadden de problemen met ons gezin en mijn vader
in het bijzonder niet voorzien, die bijna een zenuwinzinking kreeg toen hij
zag dat zijn zoon geen baan had en als kunstenaar wilde beginnen. Dus binnen
een paar weken zijn we verhuisd en hebben we een huisje gehuurd in Abcoude,
tegenover het huis van mijn zus. Ondertussen werden we geconfronteerd met
problemen in Sabayes, waar ons huis in aanbouw aanzienlijk meer
investeringen nodig had om het af te maken. Dus besloten we een baan te
zoeken om echt geld te verdienen. Ik kreeg een heel goed aanbod van de
Electricity Board in Groot-Brittannië en Pepa was bijzonder geïnteresseerd,
maar tijdens een van de weinige gelegenheden in ons leven volgde ik haar
toestemming niet en bleef ik zoeken naar een baan in het Midden-Oosten.
Enkele weken later kreeg ik een definitief aanbod van Selection Trust
International om voor de regering van Saoedi-Arabië te gaan werken, maar
niet vóór een psychologische
beoordeling door de Canadese firma Jackson Smith.
Gedurende
enkele maanden gevestigd in Londen met Selection Trust om literatuur- en
archiefstudie te doen, ter voorbereiding van het Saoedische Potash project
in de kustgebieden van de Rode Zee.
1982
Jeddah, Saoedi-Arabië. Publicatie van het ministerie van Minerale Hulpbronnen,
verwijzend naar het Potash-project, Rode Zeekust, waar ik werkte als
chefgeoloog.
Foto's door Jan van Eden
Meer zelfvertrouwen als schilder, werkend op groot formaat 200x150 cm, af
en toe in drieluik.
Het geologische onderzoek strekte zich uit langs de gehele Rode Zee kust
van Yemen in het zuiden tot de Golf van Acaba in het noorden. We konden de
resultaten van de boringen voor olie, die overigens geen economische
voorraden hadden opgeleverd, gebruiken voor ons onderzoek naar de zout
structuren. Vanwege het veldwerk hadden we het privilege dat we konden gaan
waar we wilden, zolang we maar kennis gaven van onze reisplannen. Zo was het
dat we met twee Rangerovers langs het strand reden met de Sinai in zicht en
zonder een mens te hebben ontmoet gedurende de hele dag, er toch een
voertuig ons tegemoet reed waar een man uit sprong die ons tegemoet kwam met
de hand uitgestrekt met de woorden Mr van Eden I assume. Grenswachten die
ons verder met rust lieten. De buitenlanders in Jeddah, en dat waren er
honderden, hadden een restrictie binnen de stad Jeddah en een paar km strand
waarop ze zich konden vermaken. De vrijdag en zaterdag was het heel druk en
ook daar was er een prachtige koraal kust waar veel gesnorkeld en gedoken
werd. Zelf zijn we er maar enkele keren geweest en dan alleen om zakelijke
bezoekers die we ontvingen een plezier te doen. De koraal rif had een steile
wand, waar je naar de diepte keek met een gevoel van hoogtevrees. Heel
spectaculair. Om terug te komen op de restricties voor Christenen, af en toe
waagden collegas van ons zich buiten de grenzen van Jeddah. Het gebeurde
nogal eens dat ze niet terugkwamen op het werk en dat er via de Saudische
verantwoordelijke persoon een officieel onderzoek moest worden ingesteld om
ze terug te vinden, want ze werden ergens vastgezet door de religieuze
politie, die niet rapporteerde naar de authoriteiten. Dit brengt wel
herinneringen terug van een ander incident met een Saudi chauffeur die voor
ons werkte. Hij werd vermist na een korte dienstreis in de woestijn en
gezien de geringe overlevingskansen, werd er meteen alarm geslagen wat
resulteerde in een zoekactie met 2 of 3 helicopters over enkele dagen. Na
drie dagen werd de man gevonden bij zijn moeder thuis in een verafgelegen
dorp. De saudies werden met fluwelen handschoenen aangepakt, hij kreeg een
straf die niet meer was dan een berisping, en dan mochten wij nog blij zijn
dat we niet verantwoordelijk werden gehouden.
De enorme omvang van dit land en zijn leegte zijn indrukwekkend. Het
harde licht, de zware slagschaduwen en de in het zwart verborgen vrouwen
maakten diepe indruk op me. Als reactie heb ik een serie grote zwart-wit
figuren op katoen gemaakt. Ik kreeg meer stijlvrijheid en kreeg meer
reacties van het publiek dan tot nu toe. Deze periode maakte de weg vrij
voor mijn terugkeer naar Europa als schilder.
Jeddah,
Saudi Arabie
[82 Jeddah souq]
Singapore
Trip to the Far East, India, Thailand, Malaysia, Singapore.
1983
Het geologische onderzoek had zich geconcentreerd op de Farasan Islands
Ons veldkamp op de Farasan-eilanden, Rode Zeekust, Saudi-Arabië. Ronde
structuren van koraalrif boven een bijna aan de oppervlakte komende diapyrische
zoutkoepel, onderzocht op kaliumzouten.
(aerial fotos by Jan van Eden)
Rifhaaien
maakten het onveilig om te zwemmen in de werkgebieden van de Farasan-eilanden,
foto genomen vanuit de helikopter.
We
gebruikten een helicopter voor de gravimetrie survey over de Farasan
eilanden
Gezeten
op een piramide in Egypte, wat anders? We bezochten Luxor en Cairo.
1984
Veldwerk met diepe kernboringen van zoutafzettingen. Het eerste gat werd
gemaakt nabij een opervlakte laag van sylviet (kaliumchloridemineraal) en
carnaliet (magnesiumchloride), wat de projectleiding enthousiast maakte,
maar dit was slechts het begin van de zoektocht naar economische afzettingen
op grotere diepte.
Verlaging van het exploratieprogramma vanwege afnemende middelen. Er
waren steeds meer Amerikaanse militairen in Saoedi-Arabië en steeds meer
militaire aankopen, ter voorbereiding op wat volgde, te beginnen met de
eerste Golfoorlog in 1990. Dit was het einde van de ontwikkelingsprogramma's
die Saoedische mensen nuttige werkgelegenheid gaven.
Voor mij was dit het einde van een carriere in de geologie.
1985
Jan van
Eden in front of the painting ref.850222
Polished words fell from his lips, 1985
Oil and acrylic on linen, 200x150 cm
In juni keerden we terug naar Europa, om ons in Amsterdam te vestigen,
waar ik professioneel begon te werken als schilder.
Op 1 oktober 1985 kochten we Singel 100 beletage voor een zeer redelijke
prijs, aangezien de huizenmarkt op het dieptepunt in 15 jaar stond en het
centrum van Amsterdam niet veel meer was dan een krakersplek.
1986
De eerste helft van dit jaar werkten Pepa en ik als bouwvakkers om het
huis op het Singel bewoonbaar te maken. Toen onze bovenburen Jan Schrickx en
Carla de Ruijter ons na een half jaar uitnodigden voor een etentje, merkte
Jan op dat hij tot dan toe het haar van Pepa niet had gezien, ze liep
constant met een doek om haar hoofd vanwege het gruis en stof van de
verbouwing.
1987
1987
Eerste tentoonstelling in galerie Art Singel 100 met werk van Jan van Eden.
1988
Tentoonstelling van mijn werk bij Schuwirth en van Noorden, Maastricht.
1989
Begonnen met het thema van de "Metropolis" en van de tegenhanger "Lost
Paradise" gerelateerd aan de millieu problemen.
1990
Work in stock at the gallery 'Albatros', Madrid
1991
Tentoonstelling galerie Dacal, Madrid
1992
In front of
922502
Downtown revelation, 1992
Oil and acrylic on cotton, 150x116 cm
Exhibitions: Amsterdam 1992
Reproductions: Invitation, Art Singel 100, Amsterdam, 7/11/92; NRC/Handelsblad, 6/11/92;
Alert, Amsterdam, 11/92
Collection: Mr and Mrs G Hutin, Neuchâtel, Switzerland [1994]
1993
Werk in stock bij de galerie 'Arcs and Cracs', Barcelona
1994
We waren een heel jaar in Spanje, Pepa voor haar werk met Seat in
Barcelona en de weekeinden naar Sabayes met vrienden om te werken aan de
verbouwing van het huis.
We zijn een uitdagende afgraving begonnen onder ons huis in Sabayes om
het atelier te vergroten en te verbinden met het huis erboven. Dankzij vele
vrijwilligers hebben we een klus geklaard die voor onmogelijk werd gehouden
door de professionals en architecten.
Bouwactiviteit
onder ons huis in Sabayes om de studio te vergroten - 1995
1995
Bouw van het atelier in Sabayes, largely excavated below our existing house.
Construction of the
studio in Sabayes, largely excavated below our existing house.
Tentoonstelling in het postdoctorale militaire instituut 'Defensie
Leergangen, Rijswijk' van het Ministerie van Defensie. Een van de
aangekochte werken was Die Triumphbogen (1993). Dit schilderij is een
filosofische uitspraak, niet alleen over oorlog en overwinning, maar ook
over het verlies van menselijke waarden; de weduwe van de 'overwinning'
kijkt uit in onzekerheid. Oorlog, hoewel schijnbaar ver weg, wordt
plotseling werkelijkheid, de hitte van geleide raketten heeft de huid van de
kunstenaar verschroeid en hij kan het thema, AD 1993, niet vermijden. Het
gebouw op de achtergrond is het ontwerp van Albert Speer (de architect van
Hitler) voor de 'Arc de Triomph' te bouwen na de oorlog in Berlijn ...
Toelating als lid kunstenaar tot Maatschappij Arti et Amicitiae.
Memberschip of the Amsterdam Artists Society 'Arti et Amicitiae'.
1996
"Black and white drawings", Arti et Amicitiae, Amsterdam
1997
"Poste Restante", Arti et Amicitiae, Amsterdam
1998
Mijn
vader overlijdt op 12 maart. Ik zit alleen aan zijn sterfbed en voel de transitie
als de vervulling van een leven, hij was een moedig man. Persoonlijk heb ik altijd een
goede relatie met mijn vader gehad en ik kijk graag naar de sterke kanten van zijn
persoonlijkheid. Voor mij als kind was de overtuiging waarmee hij leefde een
overweldigende ervaring. Ik herinner en ervaar mijn vader voornamelijk uit de eerste 12
jaar van mijn leven, op de momenten waarop hij actief met mij bezig was, hoe hij naast me
rende om mij fietsen te leren, of hoe hij met een sjaal om mijn middel mij leerde
schaatsen. Maar het is niet zozeer de activiteit zélf die indruk op mij maakte, als wel
de intentie en het enthousiasme waarmee hij dingen deed. Zijn zelfbewuste aanwezigheid
straalde op mij af en je mocht nooit aan zwakte toegeven. Natuurlijk, dit waren de
ascetische naoorlogse jaren, je moest je zelf dingen ontzeggen voor je eigen toekomst en
voor die van de anderen, er werd niet naar je zelf toegerekend. Mijn vader ontzag zichzelf
nooit, zette zich volledig in voor anderen, en voor ons gezin was hij zorgzaam maar
veeleisend. Na mijn lagere school was mijn vader er nauwelijks meer, hij ging op in zijn
werkzaamheden, ik was verantwoordelijk voor mijzelf en zelfstandig geworden, wij gingen
met elkaar om op een respectvolle wijze, er viel nooit meer een onvertogen woord tussen
ons. Hij vertrouwde op mij en onze verstandhouding is na mijn twaalfde jaar eigenlijk niet
meer veranderd. Ik bewonderde hem om zijn goede eigenschappen op mijn eigen relativerende
manier, ik beoordeelde hem langs de maatlat van de oprechtheid en objectiviteit die hij
mij zelf had bijgebracht.
Mijn vader was een moedig man en een man die met overtuiging geleefd heeft. Ik ben
dankbaar dat ik zo'n vader had.
Experimenten met kleur, de figuratie ligt nu onder een stemmingsveld van bijna
monochroom geschilderde kleurvlakken. De kleur confronteert en de figuratie wordt vaak pas
zichtbaar na zorgvuldige observatie.
Het onderwerp blijft de menselijke figuur, meestal eenzaam of in een archetypische
verbintenis zoals die van Adam en Eva. Verbintenissen die kunnen ontstaan door de
samenvoeging van meerdere panelen. Bij uitzondering is er een omhelzing of een kussend
paar, een kortstondige en fatale aantrekking. De geklede man in de stad, gehuld in de
anonimiteit van de avond, naast de vrouw die zichzelf uitdagend toont in een sensuele
gloed. De breeduit liggende naakten zijn universele symbolen voor levenskracht en
vruchtbaarheid. De weelderige kleur en het brede gebaar temperen de agressie en erotiek
die op de achtergrond aanwezig blijven.
Deelname aan Spiegelbeeld, Arti et Amicitiae, Amsterdam. Zelfportret
[983616] geexposeerd.
1999
Verdere experimenten in kleur. Monochrome schilderijen met de
contrasterende reflecties van dik geschilderde delen versus dun bedekt
katoen. Karakteristieken van gewone mannelijke en vrouwelijke passanten.
Nostalgische figuren, bijvoorbeeld een jong meisje met een strik in het
haar.
2000
Deelname aan de International Art Fair, KunstRAI, Amsterdam
De Brandwacht Galerie, Breukelen (solo)
Recent werk laat experimenten in kleur zien, lijn en
meer specifiek de contouren van de menselijke figuur blijven bestaan, maar
de figuratie gaat nu gedeeltelijk schuil achter een bijna monochroom
kleurveld. Kleur confronteert en de figuratie valt vaak pas op na
zorgvuldige observatie.
Het onderwerp is de menselijke figuur, meestal in eenzaamheid of in een
archetypische verbinding zoals Adam en Eva. Hij zoekt op een intuïtieve
manier naar relaties tussen personen door personen, ieder betrapt in een
eigen paneel, bij elkaar te plaatsen. Bij uitzondering is er een omhelzing
van een kussend stel, of een korte en fatale aantrekkingskracht. De geklede
man, gehuld in de anonimiteit van de avond, naast de provocerende vrouw die
zichzelf laat zien in een sensuele gloed.
2001
‘Dier’, Arti et Amicitiae, Amsterdam. [845013] and [845014]
Galerie DIS, Maastricht , "Streetscenes" and portraits (solo).
11 september 2001, gebouwen van het World Trade Center in NY worden
opgeblazen. Bijna 2000 onschuldige doden.
[See
http://www.reopen911.org/ &
http://www.scholarsfor911truth.org/index.html ].
2002
Doing more 'streetscenes' on a large format for the retrospective
exhibition in Huesca.
'Sleutelwerken', De Salon 2002, Arti et Amicitiae, Amsterdam
Retrospective exhibition at the 'Diputacion provincial', Huesca, Spain
2003
One man show at the
Fundación Maturen - Iglesia de San Atilano, Tarazona (Zaragoza). The title of
the exhibition Belphoebe, ‘chastity, grace and courage’, refers to the
renaissance poem "The Faerie Queene" (1596) of Edmund Spenser.
Eenmansshow in de Fundación Maturen - Iglesia de San Atilano, Tarazona
(Zaragoza). De titel van de tentoonstelling Belphoebe, 'kuisheid, gratie en
moed', verwijst naar het renaissancegedicht "The Faerie Queene" (1596) van
Edmund Spenser.
Persbericht: M Perez-Lizano (Zaragoza) in het
maandblad 'El Aragones' van augustus
2003:
De tentoonstelling van Jan van Eden gaat uit van het thema
van een Engels Renaissance-gedicht, dat in Belphoebe en Britomart zijn twee
hoofdrolspelers heeft met de oorlog als hoofdonderwerp. Verleden voor alle
aanwezigen. Een thema dat het gevolg is van het uitgesproken historische en
sociale bewustzijn van een ethische schilder die meerdere onrechtvaardigheden
zag en voelde vanaf zijn werk als geoloog, van 1967 tot 1985, in Afrika, het
Midden-Oosten en Latijns-Amerika.
La obra
presentada en la Fundación Maturén es inédita y representa una ruptura con la
muy excelente serie anterior basada en figuras con maletas. Algunas formas
expresionistas, no obstante, guardan relación con obras tipo "De Strijder",
1993, por el alargamiento anatómico para crear máximo impacto. Aquí, lo
importante es que el pasado, pese a flechas y arcos, incluso alfanjes, se
vincula con el presente desde una precisa naturalidad, aunque en alguna olía las
bombas sirven como testimonio y denuncia de toda guerra actual para enfatizar en
la indefensa población. Diferentes símbolos en ocasiones enmascarados, como el
reloj de arena para aludir a la muerte o fascinantes ojos en lugares
imprevistos, y el propio tema adquieren un tono excepcional por el exacto color
y el tratamiento formal, de modo que el ágil trazo y la reducción formal para
potenciar lo expresivo imprimen a las figuras un ondulante atractivo. Hermoso.
Obra intachable e impactante, que arrastra, con el gran acierto de eludir
cualquier matiz tipo mensaje gratuito. Podría asegurarse, por otra parte, que el
tema ni de lejos está agotado, aunque el poema como eje de partida obligará al
pintor a plantearse otro cambio.
2004
11 maart Meer dan 200 mensen gedood na bombexplosies in pendeltreinen. De
volgende woorden zijn geciteerd uit de inmiddels ter ziele gegane
www.espantagruelico.org site:
Vandaag in Madrid alleen verwarring. Onbetaalde documenten op straat.
Spoorlijnen zonder richting. Bloed zuigt politieke en etnische belangen op.
Geweld, onderdrukt met geweld (Aznar, Sharon, Bush, Tony, Poetin) Madrid zal een
hysterische stad worden, net als Londen, Jeruzalem en New York. Dus waar gaan we
heen, wanneer bedenken we dat de zwaksten soms de gemeenste wapens gebruiken om
gehoord te worden. Het ging er niet om iemand te verdedigen, maar tragedies
konden worden voorkomen, niet met meer politie en tanks, maar met de bereidheid
tot dialoog.
Tentoonstelling bij de galerie Pepa Rebollo in Zaragoza, Spanje
Jan Van Eden presenteert een reeks schilderijen met de menselijke figuur als
hoofdthema, op het gebied van straat- en interieurscènes naar de titel van zijn
tentoonstelling. Vrouwelijke figuren van modellen met een kritische dosis en
figuren van elegante tinten alsof het vluchtige scènes zijn, worden vergezeld
door andere schilderijen die films oproepen met beroemde acteurs, zoals Marilyin
Monroe, zonder de uitzonderlijke serie met de revolver als een andere
hoofdrolspeler te vergeten. Evenzo zijn de oude straatbeelden met hun heerlijke
aroma opmerkelijk. Schilderijen, in hun geheel, met een verticale lijn die elk
werk met onbetwistbaar succes verdeelt. Schilder die een sociale kritiek
verdedigt die hier ook verband houdt met het werk dat gebaseerd is op de recente
marteling van Iraakse gevangenen door enkele hersenloze Amerikanen.
2005
Tentoonstelling bij galerie Klas Vijf, van Guus Dijkhuizen te Velp met 'Streetscenes'
What’s
behind my “Streetscenes”:
In zijn beroemde essay uit 1863 "De schilder van het moderne leven"
documenteerde Charles Baudelaire een nieuw modern mannelijk stedelijk
onderwerp: de flàneur. De fláneur, een anonieme waarnemer, slentert door een
Parijse menigte, terwijl hij mentaal de gezichten en figuren van
voorbijgangers registreert en onmiddellijk uitwist. Van tijd tot tijd
ontmoet zijn blik de blik van een passerende vrouw, die hij in een fractie
van een seconde virtueel bemint, om haar vervolgens ontrouw te zijn met de
volgende vrouwelijke voorbijganger. Baudelaire schrijft: 'Voor de volmaakte
toeschouwer, de gepassioneerde toeschouwer, is het een enorm genoegen om
zijn domicilie te maken tussen aantallen, temidden van fluctuaties en
bewegingen, te midden van het voortvluchtige en oneindige ... Om weg te zijn
van huis en toch thuis te voelen. Om de wereld te aanschouwen, om in het
midden van de wereld te zijn en toch verborgen te blijven voor de wereld."
Het feit dat de moderne mens zich meer thuis voelt in een menigte vreemden
dan in een gesloten gemeenschap, toont de psychologische prijs die voor
modernisering wordt betaald. De 'Streetscenes' tonen lopende en gebarende
figuren in toevallige ontmoetingen en losse contacten, die de
vergankelijkheid van het egocentrische moderne leven karakteriseren.
2006
Werken aan een serie schilderijen gerelateerd aan 11 september 2001.
Onverminderd gepraat over terrorisme in de media, steeds gewelddadiger inmenging
in het Midden-Oosten en toenemende onderdrukking thuis. Elke discussie gaat
terug naar de gebeurtenissen van 11 september 2001.
Deze motor landde 3 blokken verwijderd van Ground Zero en werd geïdentificeerd
als een CFM56, de primaire motor van de Boeing 737 en niet de Boeing 767 die de
zuidelijke toren zou hebben geraakt.
2007
Holland is not any more what is was. While photographing on the street in
Amsterdam I was held under arrest by secret police. Like in a miltary operation
I was surrounded by five plain clothed man and women that flapped out their
police identification, interrogating me on my objectives. They took my driving
licence that I had on me for identification and two of them left the site with
my papers to come back in about 20 minutes. In the meantime one of the officers
went through the pics in my digital camera. After they gave me back my driving
licence they dissolved in the crowd without saying a word. I can tell you, it
was blatant intimidation. I went on to the Central Station, carrying on the job
and making more photographs of passers-by.
Exhibition at the UNED (Universidad Nacional Español a Distancia) Barbastro
under the title
'La
batalla del pintor'.
Holland is niet meer wat het was. Tijdens het fotograferen op straat (op het
Damrak) in Amsterdam werd ik door de geheime politie gearresteerd. Net als bij
een militaire operatie werd ik omringd door vijf mannen en vrouwen in burger die
hun politie-identiteitsbewijs tevoorschijn haalden en me ondervroegen over mijn
doelstellingen. Ze namen mijn rijbewijs dat ik bij me had ter identificatie en
twee van hen verlieten de site met mijn papieren om over ongeveer 20 minuten
terug te komen. Ondertussen bekeek een van de agenten de foto's in mijn digitale
camera. Nadat ze me mijn rijbewijs hadden teruggegeven, losten ze zich op in de
menigte zonder een woord te zeggen. Ik kan je vertellen, het was flagrante
intimidatie. Ik ging door naar het Centraal Station, ging door met de klus en
maakte meer foto's van voorbijgangers.
Tentoonstelling in de UNED (Universidad Nacional Español a Distancia) te
Barbastro onder de titel 'La batalla del pintor'.
2009
Amersfoort, 7 mei 2009
mijn moeder Guus (Guurtje
Bolding) overlijdt, 99 jaar oud.
De tentoonstelling
"Miradas contra el olvido, 1948-2009" bij het Centro Buñuel de Calanda (Teruel).
2010
Oprichting van de Fundación van Eden - Santolaria
(VANES) gevestigd in Sabayes (Huesca), Espana.
Het jaar van vele tentoonstellingen in Spanje:
"Ecos del Passado" eerst in de sala CAI van Huesca
en later in de sala Luzan aan de Independence Avenue in Zaragoza.
"Miradas contra el olvido, 1948-2009" in het Cultureel centrum Matadero van
Huesca.
"Vivir, Sentir Palestina" y
"Miradas contra el olvido, 1948-2009" in het Centro de Historia van
Zaragoza.
"Miradas contra el olvido, 1948-2009" later dit jaar in Castejon de
Sos (Huesca).
We kregen bericht van Mike Dawes, dat zijn vrouw Jean, getuige van mijn
huwelijk met Pepa, is overleden. Ze waren al een aantal jaren uit het zicht
geweest omdat ze in het VK, North Yorkshire, woonden. Met de jaren die
voorbijgaan, vraag je je tegenwoordig af in welke toestand je vrienden
verkeren. Zou Mike hetzelfde verrassende geheugen hebben als in de
Zambiaanse tijd? We gingen daar graag de bioscoop in Kitwe bezoeken en
verbleekte "B" -films zien waarin hij zelfs de kleine bijrolspelers zou
herkennen en hun namen in mijn oor fluisterde.
2011
Werk uit de Palestinian Series gebruikt als achtergrond voor een
manifestatie in de Westerkerk in Amsterdam, waar Noam Chomsky een lezing
gaf.
Mijn lieve nicht Annie
Prins-Bolding, weduwe van Gerrit Glijnis, is op 24 oktober in Krommenie
overleden. Ik zei een paar woorden bij haar begrafenis in UItgeest op de
29e. Tijdens een kritieke periode in mijn vroege jeugd, in de laatste dagen
van de 2e wereldoorlog, was ze als een moeder voor mij.
2012
Groepstentoonstelling met kunstenaars van Arti et Amicitiae in de
Salmagundi Club, Greenwich Village, New York City. De Salmagundi Club is een
van de oudste
kunstorganisaties in de Verenigde Staten, opgericht in 1871.
De tentoonstelling "Miradas contra el olvido 1948 - 2012" werd
gepresenteerd in Madrid in de Ambassade van Palestina. De opening werd
verricht door de zangeres Carmen Paris.
2013
Aankoop van grond in Sabayes voor de bouw van onze Art Foundation die zal
dienen als opslagplaats voor mijn werk en onze verzameling van werk van
andere kunstenaars.
Met de hulp en inzet van alle bestuurders van de Fundacion vanES en D.
Miguel Lacasa in het bijzonder, heeft de fundacion sinds februari 2013,
binnen de dorpskern van Sabayés, een stuk grond waar de bouw kan beginnen
van een magazijn en tentoonstellingsruimte.
https://www.saladalmau.com/artista/jan-van-eden/
Eenmansshow in de Sala Dalmau, Consell de Cent, Barcelona. Het weekend
van de opening was een gelegenheid voor een reünie met veel vrienden uit
onze Zambiaanse periode (jaren 60). Pier Luigi Binda komt helemaal uit
Canada en zijn dochter Francesca. Paul en Jenny Guillan uit Schotland. Pien
en Rolf uit onze Saoedische tijd begin jaren 80, afkomstig uit Australië.
Meike Hansen uit Duitsland, Corinne en Hill uit Nederland, mijn neef Stein
en Charlotte, mijn nicht Daphne uit Nederland, Esther Levigne, een van de
kunstenaars van Pepa's galerie, nu werkzaam in New York, en vele anderen uit
Spanje en daarbuiten.
Mike Dawes (zie het jaar 1968), vriend en collega uit de Zambiaanse tijd,
bezocht ons in Amsterdam.
2014
Begin van de
bouw van de expositiezalen van de Fundacion in Sabayes. De architect is
Sixto Marin de Zaragoza en de aannemer Malmayor uit Huesca.
Mapi Rivera y Pepa Santolaria
op de bouwplaats van Fundación VANES op de 24th May 2014
2015
Muerte de Pepa van Eden - Santolaria Garcia (Melilla,
Spain 17-03-1945 - Amsterdam, Netherlands 09-01-2015).
Na een avontuurlijk leven van 70 jaar is Pepa na een
korte ziekte overleden. Net voor Kerstmis werd totaal onverwachts bij haar
een agressieve hersentumor vastgesteld, waarvoor alleen palitatieve
behandeling mogelijk was. Aangezien Pepa zo actief was in haar galerie, de
B&B, het promoten van nieuwe initiatieven en de Fundacion in Sabayes, kwam
de medische prognose als een schok.
Ze hield een heel heldere geest tot haar laatste ademtocht, omdat de ziekte
het cognitieve deel van haar hersenen niet aantastte. Pepa en ik kenden
elkaar al 50 jaar en we leefden in perfecte symbiose. Ze zocht continu naar
manieren om haar leven en dat van anderen naar een hoger niveau te tillen en
was ervan overtuigd dat kunst het middel was.
De bouw van het hoofdgebouw van de Fundación VANES is
voltooid.
Fundación
VANen)S(antolaria), Sabayes (Huesca)
2016
Het overlijden van mijn galeriehouder in Huesca Maria
Jesus Buil en haar partner Angel Ramirez bij een verkeersongeval op 11
september 2016 was een schok voor mij en voor de kunstgemeenschap in Huesca
.
Vóór het overlijden van Pepa waren
we goede vrienden en daarna waren Maria Jesus en Angel mijn toevlucht, voor
het onderhouden van de spaanse contacten. We hadden alle weekenden
gemeenschappelijke excursies en zij waren een onmisbare steun voor het
project van de Fundacion.
Het werk in het interieur van het gebouw van de Stichting
vanES werd voortgezet.
2017
Nog een ramp. Overlijden van Alberto Carrera Blecua, mijn collega en
vriend in Huesca. Hij is in de ochtend van 10 maart 2017 omgekomen bij een
verkeersongeval in de provincie Tarragona, Spanje. Alberto zou in de komende
maand april exposeren in galerie Art Singel 100 en we zullen dit evenement
waarderen als eerbetoon aan een groot kunstenaar.
First paintings have entered the Fundación.
Na de schenking door Sara Usieto Lopez aan de fundatie van een betwist deel
van het terrein vóór het gebouw, werd het mogelijk om
de entree naar de bovenverdieping van de Stichting te voltooien met de bouw
van een rolstoelhelling.
Exhibition "All your
armies" in Art Singel 100, Amsterdam as a comment on the worlds backward move on nuclear proliferation.
2018
Recognition by the Dutch authorities of the Fundacion
vanES as an cultural ANBI, this is an organisation of public
interest without profit motive.
Decoration of the south wall of the Fundacion vanES.
Tentoonstelling "Het laatste oordeel" in Art Singel 100, Amsterdam met
nooit tentoongesteld werk uit de jaren 60 en nieuw werk als eerbetoon
aan Henri Rousseau.
Erkenning door de Nederlandse autoriteiten van de Fundacion vanES als
culturele ANBI, dit is een organisatie van algemeen belang zonder
winstoogmerk.
Decoratie van de zuidmuur van de Fundacion, met help van Julio Luzan van
Tecmolde S.L.
Decoration with logo and name on the south wall of
the Fundacion vanES.
2019
We beginnen publiek te ontvangen in de Fundacion en er is een opname
voor de Aragon TV
2020
De werkzaamheden in Spanje lopen vertraging op vanwege de Covid-19
pandemie. De grenzen blijven gesloten tot de maand juli.
We formaliseren bij de notaris een donatie van Sara betreffende het
gebouw en patio gelegen naast de Fundacion.
Email:
vaneden@artxs.nl
Family Stories
Stories of our life in the
foreign
Woonadressen 1942 tot recent
|